Moedertaal
Door: Firoozeh Farjadnia
Op 21 februari, de internationale Dag van de Moedertaal, zit ik achter mijn scherm om te schrijven. Dat is wat ik doe, schrijven. Ik schrijf in het Nederlands. De taal die niet mijn moedertaal is. Je kan zeggen dat ik er zelf voor heb gekozen. Toch gaat er geen dag voorbij zonder dat ik mij afvraag waarom ik mijzelf dit aandoe. Schrijven in een andere taal is heel anders dan schrijven in je moedertaal.
Maar eerlijk gezegd weet ik niet wat mijn moedertaal is. Is die het taal van mijn moeder? De taal die ze met mij heeft gesproken? Of de standaardtaal die ik op school heb geleerd? De meningen verschillen. Op Wikipedia lees ik: ‘De moedertaal is een taal die tijdens de jeugd, zonder formeel taalonderwijs, wordt verworven.’ Zou het de taal zijn waarbij je het gemakkelijkst voelt? Misschien kun je de moedertaal vergelijken met een grote doos kleurenpotloden waarin geen één kleur ontbreekt en waar je zelfs nieuwe kleuren bij kunt verzinnen. In mijn moedertaal kan ik als een professionele danseres mijn pasjes aan elke muzieksoort aanpassen.
Ik begon met Nederlands leren toen ik vierentwintig was. Twintig jaar later ben ik er nog steeds niet mee klaar. Maar ik geef niet op.
De taal is het middel waarmee ik mijn gedachten, mijn emoties en mijn fictie deel met de wereld — in de vorm van verhalen, columns en een roman. De taal is het instrument waarop ik mijn innerlijke muziek speel. Als dat instrument niet zuiver klinkt, of als ik het niet kan bespelen zoals ik dat wil, vormen wij geen eenheid.
Als ik in het Nederlands schrijf, kijkt elk woord naar mij als een docent van achter zijn zware brilmontuur. Het Nederlands is voor mij een meester die je met twee woorden moet aanspreken. Het Nederlands ziet mij ook als een speels kind dat niet wilt luisteren. Dat klopt. Ik wil niet luisteren. Ik ben op zoek naar een warm, hecht contact. Naar woorden die mij de ruimte geven waarin ik kan groeien. Ik wil in mijn pyjama bij Nederlands op schoot kruipen. Mijn hoofd op zijn schouder leggen en huilen.
Mijn moeder spreekt Farsi met mij, maar zij heeft nooit met haar hoofd op mijn schouders geleund. We hebben nooit in hetzelfde ritme gedanst, nooit in hetzelfde ritme gelachen of gehuild. Ondanks de liefde was er altijd een woestijn van afstand tussen ons. Dat voelde ik zonder te weten wat het was. Ik hoorde het, zonder te weten wat ik hoorde. Uiteindelijk leerde ik haar taal verstaan, maar ik durfde het nooit met haar te spreken. Telkens als ik mijn mond wilde openen, zag ik mijzelf als een dief tussen mijn moeders spullen. Ik schaamde mij. Dit is haar wereld, de wereld die voor mij op slot is.
Waarom schrijf ik dan niet in mijn moedertaal? Welke taal is mijn moedertaal?
Terwijl ik dit schrijf, doemt mijn moeders gezicht voor mij op. Mijn moeder heeft nog een andere taal dan de taal die ze met mij deelt. Die andere taal, het Koerdisch, spreekt ze met haar zussen en andere familieleden. Toen ik kind was, klonk hun taal heel warm, kleurrijk en melodisch in mijn oren, maar tegelijk geheimzinnig en magisch. Deels omdat die taal voor mij een gesloten wereld omvatte. Een wereld die ik niet nog kende. Een wereld van mijn moeder en haar familie. En deels omdat ik mijn moeder in haar taal heel anders beleefde.Als ze in haar moedertaal met haar zussen sprak, klonk ze zacht en warm als een wollen deken. Ze kon in haar moedertaal heel zacht lachen en huilen. Haar moedertaal had een geur en smaak die ze thuis voor mij verborgen hield.
Ik kan moeilijk zeggen dat Farsi mijn moedertaal is. De navelstreng is verbroken. Als ik hier in Nederland ouders zie die met hun kinderen alleen Nederlands willen praten om zo een eventuele taalachterstand te voorkomen, weet ik niet goed wat ik ervan moet vinden.
In Iran is er geen middenweg. Behalve Farsi wordt er ook Koerdisch, Turks en Armeens gesproken, maar die talen worden niet erkend als tweede taal. Kinderen kunnen niet naast de officiële taal, Farsi, hun moedertaal leren en in beide talen groeien. In Nederland moet je ook je moedertaal thuislaten als je op school bent. Ook hier groeien kinderen op die zich schamen voor hun moedertaal. Hoe klinkt Nederlands in hun oren? Is het een taal waarin ze hun gevoelens kunnen uiten? Een instrument dat met de speler een eenheid vormt? Zullen ze ze zich later thuis voelen in het Nederlands?
Waarom zien we niet elke taal als een verrijking? Laten we ervoor zorgen dat kinderen die tweetalig opgevoed worden kunnen stralen, in plaats van dat ze zich schamen.
Dit artikel verscheen eerder op RFG Magazine.
Firoozeh Farjadnia groeide op in Kermanshah, een plaats in het Koerdische deel van Iran. In 1995 vluchtte ze op 25-jarige leeftijd naar Nederland, waar ze een opleiding Bouwkunde volgde. Firoozeh schrijft romans, korte verhalen en columns. In 2014 debuteerde ze met de roman Postvogel (uitgeverij Jurgen Maas). In mei 2017 verscheen haar tweede roman in het Farsi. Ze werkt momenteel aan een korte verhalenbundel en aan haar derde roman.