Kan een robot kinderen helpen bij het leren van een tweede taal?
Josje Verhagen is universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam. Ze doet onderzoek naar meertaligheid, met name bij jonge kinderen.
Kunnen jonge kinderen woordjes en zinnetjes in een tweede taal leren met een robot? Dat vroeg een groep onderzoekers van een aantal universiteiten in Nederland en daarbuiten zich in 2016 af toen zij startten met hun onderzoeksproject. In dit project, L2TOR genaamd (spreek uit “el tutor”), moest een robot ontwikkeld worden die kleuters kan helpen bij het leren van woorden en korte zinnetjes in een tweede taal. Een soort “tutor” dus, een leraar, maar dan geen van vlees en bloed, maar een gemaakt van plastic, sensoren en processoren. Robin de Robot werd hij gedoopt. Een mooie allitererende naam en volledig unisex, zodat niet bij voorbaat de jongens meer gecharmeerd zouden zijn van Robin dan de meisjes, of omgekeerd.
Het idee achter een robot als taaltutor was niet dat deze de leerkracht zou vervangen. Het idee was wel dat de robot een aanvulling zou kunnen zijn op de leerkracht. Anders dan een echte juf of meester spreekt een robot moeiteloos twee of meer talen. En als er een nieuw kind in de klas komt met een nieuwe taal, dan is er zo nog een taal op de robot geïnstalleerd. Ook kan een robot dankzij zijn slimme algoritmen de voortgang van een kind preciezer bijhouden dan een mens ooit zal kunnen, waardoor elke les zo kan worden aangeboden dat deze precies past bij het niveau van een kind. Een robot wordt bovendien niet ziek, gaat niet met verlof, en blijft altijd geduldig. Eerder onderzoek heeft laten zien dat robots kinderen kunnen helpen bij het aanleren van de tafels en de goede uitspraak van woorden. Maar het leren van de betekenis van nieuwe woorden en zinnen in een tweede taal is complex. Kunnen robots kinderen daar ook bij helpen?
Nu, ruim drie jaar na aanvang van het project kijken we terug. De robot kwam er, en de taallesjes ook. In een van de studies in het project deden bijna 200 kleuters van Nederlandse basisscholen mee die op school nog geen Engelse les kregen. Deze kinderen mochten twee keer in de week uit de klas om in een aparte ruimte op school op een tablet een taaltraining te doen met Robin de Robot. De taaltraining duurde drie tot vier weken en was zo opgezet dat kinderen geleidelijk aan steeds meer woorden in het Engels te horen kregen zoals “jump” en “heavy”. De woorden werden aangeboden in spelletjes waarin de kinderen simpele opdrachtjes moesten doen op de tablet en de Engelse woorden moesten nazeggen. De rol van Robin de Robot was die van een “tutor”. Robin deed net als het kind de taalspelletjes op de tablet, maar als het kind een fout maakte, gaf Robin feedback, of spoorde hij het kind aan om het nog eens te proberen.
De resultaten lieten zien dat de kinderen de woorden inderdaad leerden, in ieder geval een aantal van de woorden. Maar niet alle kinderen die met de robot hadden geoefend leerden evenveel. Kinderen die een grote woordenschat hadden in het Nederlands leerden meer Engelse woorden dan kinderen met een kleinere woordenschat in het Nederlands. En opvallender: de kinderen die de lessen samen met Robin hadden doorlopen, leerden niet meer woorden dan kinderen die de lessen in hun eentje hadden gedaan.
Een onverwachte uitkomst? Niet heel erg. Al vroeg in het project werd duidelijk dat de robot mogelijk niet kon bieden wat nodig was voor echte gesprekken en echte taallessen. Het grootste probleem was dat de spraakherkenning niet goed werkte, zeker niet bij jonge kinderen met hun hoge stemmen, ongrammaticale zinnen en onverwachte uitspraken. Ook klonk de spraak van Robin erg robot-achtig. En dan had Robin geen mond. Eerder onderzoek heeft laten zien dat jonge kinderen steun hebben aan mondbewegingen, in ieder geval heel jonge kinderen.
Een taaltutor die kinderen kan helpen bij het leren van een tweede taal is er niet gekomen, maar er zijn wel een aantal belangrijke lessen te trekken uit het project. Menselijke interactie is enorm complex en een goede taalles aan kleuters vraagt veel creativiteit en flexibiliteit. Juist op deze gebieden, schieten de huidige robots nog tekort. Robin de robot in het L2TOR-project kon alleen de kunstjes die hem van tevoren waren aangeleerd en niet inspelen op het kind. Een robot die zelfstandig en volwaardig gesprekken voert met een kind is verre toekomstmuziek. En als die robot er op een dag komt, dan zou het zo kunnen zijn dat niet alle kinderen even veel aan de robot hebben, maar goed bekeken worden welke kinderen baat hebben bij de robot en in welke situaties. Leerkrachten moeten dus nog even geduld hebben totdat ze een robot-assistent hebben in de klas.
Links:
http://www.l2tor.eu/
https://journals.sagepub.com/doi/full/10.3102/0034654318821286