Blog juli 2019

Tweetalig in woord en gebaar

Rozemarijn Nieste

Rozemarijn Nieste is moeder van een dove dochter Elise (4 jaar) en een horende zoon Mika (6 jaar). Elise draagt een Cochleair Implantaat (CI), waarmee ze tot een bepaalde hoogte kan horen en spraakverstaan. Rozemarijn en haar partner zijn allebei horend, toch voeden zij hun kinderen tweetalig op: met Nederlands en de Nederlandse Gebarentaal. Hoe pak je dat aan, als je tweede taal niet je moedertaal is? Daarover schrijft zij in Woord en Gebaar, het tijdschrift voor over gebarentaal en dovencultuur, waar deze column eerder in is verschenen.

Ze zei het plotseling aan de ontbijttafel. Met een theatraal gebaar bij het woord ‘iedereen’. “Waarom is eigenlijk ie-der-een aan het praten?” Er viel een stilte. Ze had gelijk. In de loop van de kerstvakantie waren we ongemerkt steeds meer gaan praten. Met ondersteunende gebaren, dat wel, maar toch.

Het is niet onze gewoonte, want wij zijn een tweetalig gezin. Toen onze dove dochter Elise één jaar oud was, besloten wij de Nederlandse Gebarentaal te gaan leren. We wilden in ons gezin een taal gebruiken waar Elise altijd onbelemmerde toegang toe had. Zodat zij niet steeds net iets harder hoeft te werken dan de anderen.

Goed genoeg

We gingen op les, en al snel gebaarden we onze eerste zinnetjes. Heel spannend. Ik voelde me zo verantwoordelijk! We waren namelijk gewaarschuwd: als horenden zouden we nooit het moedertaalniveau bereiken. We zouden haar nooit een goed voorbeeld kunnen geven, maar wij hadden een principiële keuze gemaakt. Dus zetten we door.

Elise, die ondertussen een reusachtige honger naar taal had, slurpte alles op wat wij naar haar gebaarden. Ze keek, onthield, en deed na. Ze onthield ook ons gestuntel, onze verkeerde handvormen. Ze nam ze allemaal over. Maar wij leerden verder, we leerden de goede handvormen. En Elise paste zonder moeite haar gebaren weer aan. Het bleek helemaal niet uit te maken! Zoals een peuter ‘toet-toet’ vervangt door ‘auto’, zo groeiden Elise’s gebaren ook met ons mee.

Even opzoeken

Een andere zorg was: is de communicatie nu nog wel spontaan? Het gebeurde in het begin wel eens. Dan wilde ik mijn dochter vragen om haar jas aan de kapstok te hangen, maar was ik het gebaar voor kapstok vergeten. Hard nadenkend en zwijgend, hing ik dan zelf de jas maar op. Als we nu een gebaar niet weten, dan lossen we het anders op. ‘Alsjeblieft jas ophangen’ + wijzen naar de kapstok, is ook heel duidelijk. Daarna zoek ik het gebaar op. ‘Even opzoeken’ is inmiddels een fenomeen bij ons thuis. Weten we een gebaar niet? ‘Even opzoeken!’ roepen de kinderen dan in koor, en ik pak de laptop erbij. De kinderen kijken aandachtig mee, want ze vinden de mensen in het online Gebarenwoordenboek net iets betrouwbaarder dan hun eigen moeder, als het om gebaren gaat.

Trukendoos

Inmiddels hebben we heel wat handigheidjes. Neem nou bijvoorbeeld het woord ‘zuurstof’. Als ik dit gebaar niet ken, en ik kan het even niet opzoeken, wat zit er dan in mijn trukendoos? Ik waarschuw je, het is niet allemaal even verantwoord:

Het ‘Komt-in-de-buurt-gebaar’: ik gebaar ADEMHALEN, maar met mijn mond zeg ik ZUURSTOF.

Het ‘Verkapte-Nederlands-gebaar’: ik gebaar de woorden ZUUR en STOF. Onze horende kleuter is hier een meester in.

Het ‘Omzeil-het-gebaar’: ik gebaar dat er een stofje in de lucht zit, dat ervoor zorgt dat je kan ademhalen.

Het ‘Zonder-gebaar’: ik spreek het woord uit zonder gebaar, dat kan nu Elise een CI heeft.

Het ‘Improvisatie-gebaar’: Tja, soms verzinnen we zelf iets. Wanneer we later het juiste gebaar leren, dan passen we het gewoon aan.

Het ‘Kind-verzonnen-gebaar’: de kinderen verzinnen soms gebaren die te mooi zijn om te corrigeren. Neem bijvoorbeeld Elise’s gebaar voor ‘ijs’: twee vingers lopen over haar vlakke hand, en glijden vervolgens keihard onderuit. Haar mond vormt ‘ijs’.

Blijven leren

Kunnen improviseren is handig. Maar het gevaar is dat je minder nieuwe gebaren leert. Dat onze gebarenschat beperkt blijft, en daarmee dat van onze dochter. Daarom moeten wij niet achterover leunen nu het allemaal wel loopt, maar blijven leren.

Terug naar de ontbijttafel. Ie-de-reen was even stil, en toen gingen we over op gebaren. Elise deed haar CI af. Ze had een grens gesteld. We blijven allemaal leren.