Tigrinya

Taal van de maand: Tigrinya

Mebrahtu Fesehaye komt oorspronkelijk uit Eritrea. Drie jaar geleden vluchtte hij naar Nederland, waar hij nu samen met zijn vrouw woont. De moedertaal van Mebrahtu is Tigrinya. Tigrinya is een Afro-Aziatische taal. Het schrift van het Tigrinya, het Ge’ez, heeft meer dan 200 tekens. Elk teken representeert een eigen klank − ba, be, bi, bo, etc. Er zijn zo’n zeven miljoen sprekers van het Tigrinya, voornamelijk in Ethiopië en Eritrea. In Eritrea heeft het Tigrinya de onofficiële positie als nationale taal. Dat wil zeggen dat deze taal wordt geassocieerd met de Eritreaanse, nationale identiteit. Daarnaast zijn ook het Arabisch en het Engels belangrijke talen.

 

Mebrahtu kan wel Arabisch verstaan, maar spreekt de taal niet zelf. Hij heeft het Arabisch leren verstaan omdat hij in het dagelijks leven veel met deze taal in aanraking kwam; ongeveer de helft van de Eritreanen spreekt Arabisch. Daarnaast spreekt Mebrahtu ook Engels. ‘Engels vind je ook overal’, vertelt Mebrahtu, ‘de kranten zijn in het Engels, onderwijs is in het Engels, met de docenten spreek je Engels’. Mebrahtu was in Eritrea politieagent. Als politieagent sprak hij altijd zijn moedertaal. ‘Natuurlijk’, zegt Mebrahtu, ‘want dat is de taal van de mensen!’

Mebrahtu voelt zich thuis in het Tigrinya. Wat hij bijzonder waardeert aan zijn moedertaal, is de warmte en vriendelijkheid die in deze taal besloten ligt. Zo legde Mebrahtu uit dat een normale welkomstgroet in het Tigrinya ‘እንቋዕብደሐንመጻእካ’ is, wat letterlijk ‘fantastisch dat je veilig bent aangekomen’ betekent.

Sinds drie jaar leert Mebrahtu ook Nederlands. Op de vraag wat hij van het Nederlands vindt, antwoordt Mebrahtu; ‘Oef, het is moeilijk! Maar ik woon in nu Nederland, dus wil ik Nederlands spreken en vind ik Nederlands leuk!’ Wat Mebrahtu het lastigst vindt aan het Nederlands, is het verstaan van jongens. ‘Die praten allemaal zo snel! Meisjes praten veel duidelijker en zijn hulpvaardiger.’ Ook telefoongesprekken vallen Mebrahtu soms zwaar. ‘Meestal zeg ik in een telefoongesprek van te voren dat ik Nederlands aan het leren ben, en dat ik het kan begrijpen als er niet te snel wordt gesproken’.

Hoewel het voor Mebrahtu in sommige situaties gemakkelijker zou zijn om over te gaan op het Engels, doet hij dit nooit. ‘Als ik Nederlands goed wil leren spreken, moet ik blijven oefenen.’ In de winkel, in de bibliotheek, op het gemeentehuis, met zijn Nederlands docent; overal spreekt Mebrahtu Nederlands. Behalve thuis. Met zijn vrouw en andere familieleden die ook in Groningen wonen, spreekt Mebrahtu weer Tigrinya. ‘De mooiste taal, mijn moedertaal.’

Tenslotte vraag ik Mebrahtu nog wat zijn favoriete uitdrukking in het Nederlands is. Mebrahtu lacht en antwoordt; ‘spreken in zilver, zwijgen is goud’. Hoewel Mebrahtu veel talen kan spreken, is hij van mening dat het, zo nu en dan, beter is om er geen een te spreken. Taal is mooi, taal is leuk, maar soms heeft de wereld even meer baat bij stilte.

Geschreven door: Marieke van Lingen,studente Rijksuniversiteit Groningen en taalcoach bij Humanitas

Gepubliceerd: april 2015