Nadia Choudhury is twintig jaar en woont al haar hele leven in Nederland. Haar ouders komen allebei uit Bangladesh, waar ook haar broer nog is geboren. Het gezin verhuisde naar Nederland vanwege het werk van Nadia’s vader. Thuis spreekt Nadia meestal Bengaals, een Indo-Iraanse taal die in Nederland maar door een handvol mensen wordt gesproken. Ze moest daarom ook Nederlands leren en is al vanaf jonge leeftijd tweetalig.
Thuistaal
Het Nederlands van Nadia’s ouders is niet perfect. Ze vertelt dat haar moeder soms achteraf wel beseft dat ze iets verkeerd heeft gezegd, maar dat tijdens het gesprek zelf niet door heeft. Nadia heeft daarom altijd al Bengaals met haar familie gesproken, al gebruikt ze zo nu en dan wel een woord of uitdrukking in het Nederlands. In welke mate, ligt aan de persoon met wie ze spreekt. Nadia vertelt: “Bij mijn ouders is het meer een Bengaalse zin met een paar Nederlandse woorden en bij mijn broer is het echt meer half-half. En met de rest van mijn familie is het echt alleen maar Bengaals. Af en toe ook Engels, maar dat komt omdat de Bengaalse taal ook veel Engelse leenwoorden kent.”
En het Nederlands dan?
Nederlands heeft Nadia vooral via school, vrienden en een klein beetje van haar broer geleerd. Ze spreekt het vloeiend, maar het verschil tussen ‘de’ en ‘het’ vindt ze soms nog wel lastig. Aan de andere kant zijn er ook dingen die ze lastig vindt aan het Bengaals en die ze juist alleen in het Nederlands weet. Kleuren, bijvoorbeeld, omdat haar ouders die vroeger alleen in het Nederlands of Engels gebruikten. Met de Bengaalse grammatica heeft ze zo nu en dan ook moeite, want die is erg anders dan de Nederlandse. “Je zegt eerst alle naamwoorden en dan alle werkwoorden. In het Nederlands is het: ‘Ik ben naar huis gegaan’. In het Bengaals: ‘Ik huis gegaan’.” Nederlandse zinnen vertalen naar het Bengaals kan daarom ook lastig zijn. Soms betekent een woord letterlijk vertaald wel hetzelfde als in het Nederlands, maar als je het in een zin zet niet meer.
Meertaligheid: goed of slecht?
Nadia merkt er niet zoveel van of andere mensen haar meertaligheid als positief of negatief zien. Wel denkt ze dat haar familie het misschien als een nadeel ziet, want haar Bengaals is niet altijd perfect en ze spreekt vooral het dialect dat haar ouders spreken, niet de officiële taal. Ze vermoedt dat haar familie denkt dat ze de officiële taal beter zou beheersen als ze in Bangladesh had gewoond.
Zelf ziet ze meertaligheid wel als voordeel. Ze zou haar kinderen ook meertalig willen opvoeden. Sowieso moeten ze Bengaals leren, zodat ze met familie zouden kunnen praten. Als ze nog in Nederland woont als ze kinderen krijgt, zou ze hun ook Nederlands en Engels willen leren. Ze merkt echter ook op dat mensen in Bangladesh het niet erg vinden als je in het Engels antwoordt. Dus het is niet per se nodig om vloeiend Bengaals te spreken om je daar verstaanbaar te maken.
Nederlands versus Bengaals
Het Bengaals is voor Nadia erg belangrijk om met haar familie te kunnen communiceren. Ze zegt ook dat het Bengaals voor haar voelt als moedertaal, aangezien dat is wat ze van huis uit heeft meegekregen. Ze vindt Bengaals mooier dan Nederlands. “Nou ja, de letters zijn in ieder geval mooier. Maar het is wel ingewikkelder, dat wel.”
Dat de letters mooier zijn, zullen veel Nederlanders wel toe willen geven. Dit is hoe Nadia’s favoriete uitdrukking er uitziet in het Bengaals, met dezelfde tekst eronder in Latijnse letters:
বড়কে করনা ঘৃণা, বড় তার কাজ
ঠকাতে চাহিলে তারে, নিজে পাবে লাজ।
borhoke khorona ghriena, borho thar khaz
thokhate chahile thare, nize phabe laz.
Net als alle andere uitdrukkingen die Nadia kent in het Bengaals, rijmen deze zinnen. Het betekent dat als je een goed persoon of iemand met een hoge status niet mag en naar beneden wilt halen, zoals een directeur of de premier, je daarmee ook jezelf vernedert. “Dus als ik het heel erg simpel zeg: karma is a bitch.”
Geschreven door: Dominique Wagenaar en Inge Wolthuis, studenten Rijksuniversiteit Groningen
Gepubliceerd: 25 oktober 2016