Door Maaike Verrips
Ik zal het maar meteen zeggen: ik vind dat we moeten ophouden met het woord taalachterstand. Dat zit zo.
Meertalige kinderen hebben vaker een taalachterstand in de Nederlandse taal dan eentalige Nederlandse kinderen. Dat is in Nederland al lang zo, en het stond vorige maand ook in de NRO-publicatie Onderwijskansen en taalstimulering. En Nederlandse leerkrachten staan opvallend negatief tegenover meertaligheid. Dat is net zo zorgwekkend, want juist hoge verwachtingen en een positieve attitude zijn een belangrijke voorwaarde om te zorgen dat de taalachterstand wordt ingelopen.
Waar komt die negatieve houding van Nederlandse leerkrachten toch vandaan?
Ik denk dat het woord taalachterstand daarin een belangrijke rol speelt. Dat woord roept namelijk direct bepaalde beelden op zoals: extra moeite, lage verwachtingen, en niet in de laatste plaats ‘een probleem van het individuele kind’. En dat stuurt de manier waarop we deze kinderen benaderen en de oplossingen die we kunnen bedenken.
Stel je eens voor dat we niet meer praten over ‘het wegwerken van taalachterstanden bij leerlingen die thuis geen Nederlands spreken’ maar over ‘gedifferentieerd onderwijs aan kinderen die meerdere talen leren’? Daarin horen we kansen en mogelijkheden in plaats van barrières en problemen. We zien dat in de professionele aanpak van de school de oplossing ligt. En we bedenken dat de kennis van andere talen van deze kinderen een rijkdom is die we kunnen benutten bij het ontwikkelen van de Nederlandse taal.
Daar zijn allerlei mogelijkheden en methodes voor. Ze worden genoemd in de NRO-publicatie, en ook op onze website vind je informatie, tips, voorbeelden en inspirerende films.
Het is een fundamenteel recht om je eigen taal te spreken. Meertaligheid heeft bovendien veel voordelen voor kinderen: een beter contact met ouders en familie, toegang tot andere bronnen, verbinding met andere culturen, en meer cognitieve flexibiliteit. Dus laten we definitief ophouden met dat woord taalachterstand.