Mixen: done, of niet?
De blog van deze maand komt van Elma Blom. Zij is Universitair hoofddocent Educatie & Pedagogiek bij de Universiteit Utrecht. Ze doet onderzoek naar taalontwikkeling in uitdagende situaties en onderzoekt onder meer meertaligheid.
Zaterdag 30 september was ik bij het DRONGO talenfestival in Utrecht. Het was een dag met veel interessante gesprekken, nieuwe contacten en stof tot nadenken. Taal leeft, dat was duidelijk. Ik heb het festival ook aangegrepen om wat meer te vertellen over het mixen van talen. In de afgelopen jaren heb ik gemerkt dat dit een onderwerp is waarover veel vragen zijn. Dat bleek ook afgelopen zaterdag want de zaal bovenin het Beatrixgebouw waarin ik mijn lezing hield, zat flink vol.
Is het een probleem dat ouders talen mixen wanneer ze met hun kinderen praten? De zaal was verdeeld toen ik deze vraag voorlegde, maar de meerderheid dacht dat de OPOL methode een betere manier is om kinderen tweetalig te krijgen dan mixen. OPOL staat voor One-Person-One-Language en dus het scheiden van talen (in het Nederlands ook wel de één-ouder-één-taal-strategie genoemd. Zie ook http://www.meertalig.nl/meertaligheid/manieren/). Dat de meerderheid geloofde in het succes van OPOL verbaasde me niet, want deze methode wordt regelmatig naar voren geschoven als de gouden standaard. Maar is hier ook wetenschappelijk bewijs voor?
Met deze vraag in mijn hoofd ben ik de wetenschappelijke literatuur in gedoken met als conclusie dat er maar bar weinig onderzoek naar de invloed van mixen door ouders is gedaan. En het onderzoek dat er is, gaat alle kanten op. Eén studie vindt dat hoe meer ouders mixen, hoe kleiner de woordenschat van kinderen is. Maar dit is de woordenschat in maar één taal, en bovendien verdwijnt dit negatieve effect verloop van tijd alweer, dus erg sustainable is het niet. Een andere studie vindt een positief effect, maar dan alleen van het mixen van talen binnen zinnen, en niet tussen zinnen. De auteurs komen met een interessante suggestie: mogelijk gaan ouders pas meer mixen als hun kinderen wat taalvaardiger zijn. Een derde studie laat geen effect zien van ouderlijke mixfrequentie. We hebben hier dus te maken met a dearth of research en conflicting findings, en zeker geen onomstotelijk bewijs pro-OPOL.
We lijken snel te denken dat kinderen in de war raken, en dat mixtaal deze verwarring voedt. Onderzoek laat echter keer op keer zien dat kinderen juist heel goed zijn in het aanvoelen wanneer ze welke taal moeten gebruiken, en met wie ze wel en niet kunnen mixen. Van verwarring is geen sprake. Ook het mixen van de kinderen zelf lijkt niet voort te komen uit verwarde hoofdjes: een heel recente studie laat zien dat kinderen die meer mixen, beter scoren op woordenschat en grammaticatesten. Wel doen kinderen er wat langer over om woorden te benoemen in experimentele taakjes waarbij ze afwisselend plaatjes in de ene en in de andere taal moeten benoemen. Maar deze taakjes, waarin het mixen afgedwongen wordt, hebben weinig te maken met de meertalige werkelijkheid waarin de switch van taal doorgaans vrijwillig is.
Waarom maken we ons zo onnodig bezorgd om meertalige kinderen? Ik denk dat de zorgen voortkomen uit een onbewust eentalige norm, waardoor meertaligheid complex en verwarrend lijkt, maar het zijn de eentaligen die in de war zijn en niet de meertaligen! Misschien zouden we de wereld eens radicaal om moeten draaien. Uit onderzoek weten we dat in het meertalige brein de talen nauw met elkaar verbonden zijn. Hoe lastig moet het wel niet zijn om de talen te scheiden?