Door Eke Krijnen
Géén effect. Al doe ik als wetenschapper mijn uiterste best objectief te zijn, toch voelde ik teleurstelling toen die uitkomst op mijn scherm verscheen. Echt verbaasd, dat was ik niet.
In mijn promotieonderzoek onderzocht ik de effecten van VVE Thuis op de taalontwikkeling van kleuters in (middel)grote steden in Nederland. VVE Thuis is een ouder-kindprogramma dat ouders ondersteunt in het bieden van een rijk taalaanbod thuis voor hun kinderen. Voor het succes van zo’n ouder-kindprogramma, lijkt een goede match tussen programma, gezinnen en scholen belangrijk. Welke factoren nu precies een rol spelen bij zo’n goede match, onderzocht ik in mijn proefschrift. Wat ik mij gaandeweg het onderzoek steeds meer ging afvragen: is voor een goede match tussen programma en gezin aansluiting bij de taal van de deelnemende gezinnen niet het allerbelangrijkste?
Tijdens mijn onderzoek bezocht ik veel scholen en gezinnen om te observeren hoe leerkrachten, ouders en kinderen met het programma werkten. Ik zag dat veel leerkrachten het tijdens programmabijeenkomsten moeilijk vonden in te spelen op de behoeften van ouders die niet goed Nederlands spraken. Ook zag ik hoe niet-Nederlandstalige ouders soms worstelden om de voorleesboekjes en praatplaten van het programma in het Nederlands met hun kinderen te doen.
VVE Thuis stimuleert ouders de programma-activiteiten in hun sterkste taal te doen. Toch deed een groot deel van de meertalige ouders in mijn onderzoek de VVE Thuis-activiteiten in het Nederlands, ook als dat niet hun moedertaal was. Redenen die zij daarvoor aanvoerden was dat het beter zou zijn voor de taalontwikkeling van hun kind, dat VVE Thuis bij school hoorde en daarom in Nederlands moest, dat ouders daarmee hun eigen Nederlands konden oefenen of dat hun kind liever Nederlands sprak.
Dat veel anderstalige ouders kozen voor het Nederlands staat niet los van de omgeving: het idee dat Nederlands praten thuis en op school het beste is voor een kind overheerst op veel scholen en in de maatschappij. Zo verboden verschillende scholen in mijn onderzoek het gebruik van andere talen dan het Nederlands op school. Ook de ouderbijeenkomsten van VVE Thuis werden nauwelijks aangepast om de inhoud ook voor niet-Nederlandstalige ouders toegankelijk te maken. Daarnaast bevatten de ouderbijeenkomsten van het programma geen inhoudelijke informatie over meertaligheid, bijvoorbeeld over de voordelen ervan of de dilemma’s waar een ouder mee te maken kan krijgen. Wat doe je bijvoorbeeld als je zelf graag je moedertaal spreekt met je kind, maar je kind alleen Nederlands wil spreken? Goed inspelen op de behoeften van zo’n talig divers publiek vraagt ook veel van een leerkracht: genoeg voorbereidingstijd, specifieke kennis, ervaring en vaardigheden.
Moeten we nu op basis het gebrek aan effecten ouder-programma’s als VVE Thuis maar afschrijven? Zeker niet. Ouder-kindprogramma’s kunnen een positieve bijdrage leveren aan de taalontwikkeling van kinderen, zeker als ze goed aansluiten bij deelnemende gezinnen. In een talig diverse populatie houdt dat dat dus ook in: aansluiten bij de thuistalen van kinderen en hun ouders. Dat begint met aandacht in programma’s voor meertaligheid en de erkenning van het belang van de thuistaal voor het leren op school. Als we spreken van gelijke kansen in het onderwijs: dáár liggen kansen.
Ondertussen zijn de makers van VVE Thuis druk bezig met het doorontwikkelen van het programma, op basis van de resultaten van mijn onderzoek en andere eerdere studies. Aansluiting bij thuistalen van gezinnen staat daarbij op de agenda. Spannende ontwikkelingen dus – wordt vervolgd!
Eke Krijnen is onderwijsonderzoeker bij het Kohnstamm Instituut in Amsterdam. In april 2021 promoveerde zij op het proefschrift Family literacy in context. Exploring the compatibility of a family literacy program with children’s homes and schools.