Blog januari 2015

Prof. dr. Leonie Cornips is bijzonder hoogleraarTaalcultuur in Limburg aan de Universiteit Maastricht en onderzoeker variatielinguïstiek aan het Meertens Instituut te Amsterdam. Zij participeert in het EU-brede onderzoeksproject AThEME.

Dit artikel verscheen eerder in Dagblad De Limburger/Limburgs Dagblad en werd overgenomen met toestemming van de auteur.

 

Tweetalige kinderen

Het Europees Handvest voor Minderheidstalen heeft Fries, Nedersaksisch en Limburgs als drie regionale/streektalen erkend. In Nederland spreekt men het Nedersaksisch in (delen van) Groningen, Drenthe, Overijssel en Gelderland. Het Fries heeft het hoogste niveau van erkenning (III) waardoor inwoners van Friesland tussen het Fries en Nederlands als officiële taal kunnen kiezen. Het Nedersaksisch en Limburgs hebben niveau II van erkenning en zijn daardoor niet als officiële minderheidstaal erkend en er zijn geen eenduidige regelingen hoe de overheden het gebruik van deze talen zouden moeten ondersteunen. Is het nu zo dat officiële erkenningen en de status van dialecten invloed hebben op de mate waarin mensen het Fries, Nedersaksisch of Limburgs binnen en buiten het gezin spreken?

Een antwoord hierop geeft onderwijskundig Geert Driessen. Hij heeft ouders van basisschoolleerlingen uit groep 2 ondervraagd over hun taalkeuzes binnen het gezin. Er zijn vragen gesteld als: ‘Welke taal spreekt u meestal met uw partner?’ en ‘Welke taal spreekt uw kind meestal met moeder/vader/broers en zussen/vriendjes en vriendinnetjes?’ De top drie in dialectgebruik is onbetwist het Limburgs, het Fries en het Zeeuws. In 2003 spreken ouders onderling het meest Limburgs (57 procent), dan Fries (41 procent), dan Zeeuws (32 procent), Nedersaksisch (28 procent), Brabants (12 procent) en het minst Hollands dialect (3 procent). Ouders onderling spreken iets meer dialect dan dat zij dat doen met hun kinderen of broers en zussen onderling. Het dialectgebruik neemt af per generatie. Hoe vaak men een streektaal of Fries spreekt, heeft dus niet zoveel te maken met de officiële erkenning ervan. Men zegt immers meer Limburgs (erkenning op niveau II) dan Fries te spreken (niveau III) en meer Zeeuws (geen erkenning) dan Nedersaksisch (niveau II). 

Ruim tien jaar terug hebben we aan 21 gezinnen in Heerlen gevraagd of grootouders met hun kleinkinderen en moeders met hun kind(eren) dialect of Nederlands spreken en of het kind zelf dialect spreekt. Alle grootouders van de 21 Heerlense gezinnen geven aan dialect met hun kleinkind te spreken. Bijna alle moeders spreken wel dialect binnen het gezin maar niet tegen hun kinderen. Wonderlijk is dat het kind zelf geen dialect hoeft te spreken, ook al spreekt moeder of opa en oma wel dialect met hun (klein)kind. Slechts 4 van de 13 kinderen met wie de moeder dialect spreekt, spreekt zelf ook dialect! 

Dialectsprekende gezinnen komen nauwelijks ter sprake in het publieke debat over tweetaligheid. Over tweetalige gezinnen in de Randstad valt vaak de mening te beluisteren dat mensen thuis geen Nederlands maar bijvoorbeeld alleen maar Turks, Arabisch/Berber of Chinees spreken en dat wordt als een probleem ervaren.

Eind jaren negentig hebben we een groot buurtonderzoek uitgevoerd in Utrecht naar de diverse talen die 275 gezinnen in de wijk Lombok/Transvaal ‘achter de voordeur’ spreken. Bijna alle gezinnen met een Turkse en Marokkaanse herkomst gebruikten thuis ook Nederlands. In vier Engels/Amerikaanse gezinnen sprak men overigens uitsluitend Engels! In de van oorsprong Marokkaanse en Turkse huishoudens spreken moeders vaker Turks, Marokkaans-Arabisch en Berber dan vaders en kinderen spreken onderling meer Nederlands. Dus net als in de Limburgse gezinnen, neemt de positie van het Nederlands ten koste van de thuistaal toe onder de jongere generatie en zeker tussen de oudste en jongste in de kinderrij.

Het onderwijs is zeker verantwoordelijk voor de afname van wat ik ‘ongewenste’ tweetaligheid noem. Het gebruik van de ongewenste tweede taal (dialect, Turks, Berber) wordt ontmoedigd, het gebruik van Engels enthousiast omarmd. Zo zijn er op dit moment in Nederland ruim vijfhonderd basisscholen die Engels, Duits en Frans aanbieden maar geen dialect, Turks, Berber en Dari. Dat is een gemiste kans want onderzoek wijst voorzichtig uit dat van huis uit tweetalige jonge kinderen (ongeacht welke taal) taakgerichter zijn en zich minder snel laten afleiden dan eentalige kinderen. Concentratie is juist een uitstekende vaardigheid om het op school goed te doen. Maar door het ontmoedigingsbeleid van ‘ongewenste’ talen op school, crèche en kinderopvang, dat thuis bij gezinnen doorwerkt, zijn we in feite bezig om wat tweetalige (dialectsprekende) kinderen goed kunnen, niet serieus te nemen.

Op 30 januari organiseren de Fryske Akademy, UCF en AThEME een evenement geheel gewijd aan de waarde van minderheidstalen. Alle informatie en mogelijkheid tot inschrijven vindt u hier.