Een mailtje van een advocate
Elma Blom is universitair docent bij de afdeling Afdeling Orthopedagogiek: Cognitieve & Motorische Ontwikkelingsproblemen aan de Universiteit Utrecht. Zij houdt zich bezig met taalontwikkeling, meertaligheid en taalstoornissen bij kinderen.
Een paar maanden geleden kreeg ik een mailtje van een advocate. Zij verdedigt een gezin met kinderen dat al drie jaar in een asielprocedure zit. De immigratiedienst dreigt het gezin uit te zetten. Het ging hier om een gezin dat is gevlucht voor de oorlog tussen Armenië en Azerbeidzjan. Noch in Armenië, noch in Azerbeidzjan is het gezin welkom, omdat beide ouders uit een gemengd (Armeens/Azeri) huwelijk komen. De immigratiedienst gelooft niet dat vader afkomstig is uit een gemengd huwelijk, omdat hij nauwelijks de moedertaal van zijn moeder (Azeri) beheerst. Maar de vader geeft aan dat hij in een Armeens dorp is geboren en opgegroeid en dat ook op school geen Azeri onderwezen werd. Bovendien werd thuis altijd Armeens gesproken, omdat zijn moeder goed Armeens sprak en Armeens de taal van de omgeving was. Hierdoor kan hij alleen een paar woordjes Azeri. De immigratiedienst wijst dit alles echter van de hand en stelt dat ouders hun kinderen altijd hun moedertaal leren. De advocate wilde van mij weten of dit inderdaad altijd het geval is.
“Nee, natuurlijk niet” was mijn eerste reactie, en ik sprak hier niet alleen als wetenschapper maar ook als ervaringsdeskundige. Mijn eigen gezin is een typisch voorbeeld van een gezin met groot meertalig potentieel. Maar het potentieel wordt bar weinig benut. De moedertaal van mijn man is namelijk Duits maar onze kinderen spreken nauwelijks Duits. Hoe komt dit? De reden is dat mijn man vergeet om Duits te spreken. Hij zou het best willen, maar denkt er niet aan. We hebben wel wat geprobeerd zoals Duitse vlaggetjes op de eettafel of 1 Duitse dag per week, maar zonder al te veel resultaat.
Sommige anderstalige ouders die ik spreek, kunnen zich deze situatie niet voorstellen. Sommige ouders kunnen namelijk niet anders dan met hun kinderen in hun moedertaal praten. Nu kun je je afvragen waar het verschil door komt. Wat zeker zal meespelen, is hoe vaardig je in je niet-moedertaal bent. Echter, ik ken ook bijzonder vaardige tweede taalleerders van het Nederlands die toch consequent hun moedertaal tegen hun kinderen spreken. Motivatie is vast en zeker een factor: hoe belangrijk vind je je moedertaal? Gecombineerd met vasthoudendheid: zelfs als je kind er geen zin in heeft en het Nederlands veel beter begrijpt dan de “andere” taal, ga je dan na een lange en vermoeiende schooldag nog steeds eisen dat de andere taal gesproken wordt, met het risico dat je minder uitgebreid hoort wat er allemaal gebeurd is op school?
Als er een volksstam trouwens bekend staat om het niet spreken van de moedertaal tegen hun kinderen, zijn dat wel de Nederlanders. Ik heb ooit gelezen dat van alle immigranten in Canada de Nederlanders het meest hun moedertaal – het Nederlands – verloren zijn. Op grond van anekdotische observaties kan ik dit beamen. Toen wij in Canada woonden, hebben we regelmatig Canadezen ontmoet met Nederlandse ouders maar die alleen de woorden “drop” en “stroopwafel” kenden omdat hun ouders hadden besloten om thuis Engels te praten. Immers, het plan was om een toekomst op te bouwen in een nieuw land en dus leek de noodzaak om hun kinderen Engels te leren groter dan de noodzaak het Nederlands voor hen te behouden.
Terug naar het gezin in de asielprocedure. Enerzijds vind ik het bijzonder schrijnend dat de immigratiedienst haar argumenten om asielzoekers uit te zetten ontleent aan ongefundeerde aannames. Anderzijds vraag ik me af wat wij als wetenschappers fout doen waardoor in dit soort procedures van onze kennis geen gebruik gemaakt wordt.