Blog december 2014

 Dr. Sharon Unsworth is lid van de redactiecommissie  van meertalig.nl. Ze is verbonden aan het Centre for Language Studies aan de Radboud Universiteit Nijmegen, en gespecialiseerd in de taalontwikkeling van tweetalige kinderen. Ook is ze ervaringsexpert, als moeder van twee kinderen die Engels- en Nederlandstalig opgroeien. Zie sharonunsworth.org voor meer informatie.

Een maand geleden ging mijn dochter voor het eerst naar school. Ze vindt het er absoluut geweldig en heeft al vriendschap gesloten met een paar kinderen uit haar klas. Tot dusver alles prima. Mijn gebruikelijke ongerustheid bij de meeste nieuwe ondernemingen mag dan wel wegebben, maar tegelijkertijd moet ik toegeven dat een stuk van de tweetalig moeder in mij, het niet kan laten zich zorgen te maken over het effect dat de (uitsluitend Nederlandstalige) school misschien heeft op mijn dochters Engels.

Als ik workshops geef over het grootbrengen van meertalige kinderen, is een van de zorgen die ouders het vaakst uiten, dat de minderheidstaal zich niet meer ontwikkelt als de schooltaal meer en meer dominant wordt. Ik blijf tegen mezelf zeggen dat ik me geen zorgen hoef te maken, dat mijn dochter nu maar tweeënhalve dag méér Nederlands hoort dan toen ze nog naar de crèche ging,  en dat we – als we thuis zo goed als we maar kunnen vasthouden aan ons beleid van alleen Engels – haar de best mogelijke omgeving bieden om de minderheidstaal te ondersteunen. Alleen de tijd zal het leren of ik gelijk heb, neem ik aan.

Noem me maar paranoïde, maar een deel van mijn zorg nu mijn oudste naar school gaat, betreft niet haar ontwikkeling van de minderheidstaal, maar die van haar jongere broertje, nu 18 maanden oud. Je hoort vaak in verhalen dat de eerstgeborenen het “meest tweetalig” zijn binnen een gezin. Inderdaad, in haar boek gewijd aan het onderwerp ‘taalgebruik onder tweetalige broertjes en zusjes’, doet Suzanne Barron-Hauwaert verslag van een studie onder 105 tweetalige gezinnen. Hierin werd ouders gevraagd om de vaardigheid van hun kinderen te beoordelen in hun twee (of meer) talen.  De gezinnen gaven aan dat hun oudste kinderen zich kenmerkten door een meer correcte spraakproductie, en dat ze vaak een grotere woordenschat hadden. Ze rapporteerden ook dat later geboren kinderen geneigd waren om de taalkeus van hun oudere broers en zussen over te nemen.

Als we dus afgaan op wat ouders denken over de taalontwikkeling van hun tweetalige kroost, lijken jongere broertjes en zusjes dus in het nadeel. Maar hoe zit met studies die op een meer directe manier de taalvaardigheden van kinderen bestuderen? Hoewel de invloed van oudere broers en zusjes op de taalontwikkeling van tweetalige kinderen in verschillende case studies wordt genoemd, was dit thema tot voor kort geen onderwerp van systematisch onderzoek op grotere schaal.

In een recente reeks studies hebben de Amerikaanse onderzoekers Kelly Bridges en Erika Hoff de invloed onderzocht van het taalgebruik van oudere kinderen op de taalontwikkeling van tweetalige peuters die opgroeien in de VS. In hun eerste studie, onder 60 tweetalige peuters die opgroeiden met het Engels plus een andere taal, concludeerden Bridges en Hoff dat peuters meer geneigd waren om Engels te spreken tegen hun oudere, schoolgaande broers en zussen dan tegen andere gezinsleden. En ook dat tweetalige peuters mèt oudere broers en zussen verder gevorderd waren in hun Engels dan peuters zonder. In een tweede studie met tweetalige Spaans-Engelse peuters, bevonden ze wederom dat kinderen met oudere, schoolgaande broers en zussen verder gevorderd waren in hun Engels dan kinderen die die niet hadden. Opvallend was hier echter, dat ze precies het omgekeerde patroon vonden voor de peuters’ ontwikkeling van het Spaans: in die taal waren de kinderen met oudere broers en zussen minder ver gevorderd. Interessant genoeg bevonden ze ook, dat wanneer er een schoolgaand kind thuis was, moeders meer geneigd waren om Engels tegen hun peuter te spreken dan wanneer het oudere kind niet aanwezig was.

Dus wat kan ik uit deze resultaten concluderen voor mijn eigen situatie? Wel, ik geloof dat ik me  terecht zorgen maak, een beetje in ieder geval.  Inderdaad, alhoewel onze dochter pas vier weken op school zit, horen we haar beslist meer Nederlands spreken thuis, na zo’n korte periode al. Misschien komt het ook omdat ze hiervóór vrijwel nooit Nederlands sprak, dat de losse zin die ze nu af en toe gebruikt des te meer opvalt.  Wederom, alleen de tijd zal het leren, maar ik kan me voorstellen dat het Nederlands toeneemt. Wat doen we daaraan? Kunnen we er iets aan doen? Zouden we er iets aan moeten doen?

Eerlijk gezegd betwijfel ik of het iets uit zou halen, als we onze dochter zeggen dat ze moet stoppen thuis Nederlands te spreken – als dat is wat ze doen gaat. Haar kennende (en vele andere kinderen zoals zij), is het onwaarschijnlijk dat dat enig effect heeft! Mijn benadering is toch maar liever: haar aanmoedigen als ze Engels blijft gebruiken,  en zoveel mogelijk gelegenheden creëren waarin ze deze taal op een natuurlijke manier kan gebruiken met mij en haar kleine broertje. En ik zal proberen mijn eigen gebruik van het Nederlands in de gaten te houden en dit zoveel mogelijk te beperken.

Maar uiteindelijk denk ik toch dat je –zoals geldt voor zoveel aspecten van meertalig opvoeden, en voor opvoeden in het algemeen- soms maar gewoon met de stroom mee moet gaan en moet accepteren dat je niet alles op micro-niveau kunt controleren. Gelukkig maar, want laten we wel zijn: als we dat konden, wat zou het leven dan saai zijn…

Bronnen

Barron-Hauwaert, S. (2011). Bilingual siblings. Language use in families. Clevedon, UK: Multilingual Matters.

Bridges, K. & Hoff, E. (2014). Older sibling influences on the language environment and language development of toddlers in bilingual homes. Applied Psycholinguistics, 35, 225-241.

 

 You can read Sharon’s original blog in English by clicking the slider below.

{slider Lees verder|closed}

Bilingual siblings

My daughter started school about a month ago. She’s absolutely loving it and is already making friends with some of the other children in her class. So far, so good then. Whilst the usual sense of trepidation common to most new experiences might be waning, I must admit that there’s a part of the bilingual mum in me that can’t help worry about the effect attending (Dutch only) school might have on my daughter’s English.

When I give workshops on raising bilingual children, one of the most frequent concerns I hear from parents is a lack of development in the minority language as the school language gets more and more dominant. I keep telling myself not to worry, that in essence our daughter is only hearing Dutch for two half-days more than when she attended nursery, and that we if stick to our English-only policy at home as best we can, we’ll be giving her the best environment possible to support the minority language. Time will only tell if I’m right, I suppose.

Call me paranoid, but part of my worry about my eldest child starting school is not for her minority language development, but for that of her younger brother, currently 18 months old. Anecdotally, you hear that first-borns are often the ‘most bilingual’ in a family. Indeed, in a book dedicated to the topic of language use in bilingual siblings, Suzanne Barron-Hauwaert reports on a survey amongst 105 bilingual families in which parents were asked to evaluate their children’s language abilities in their two (or more) languages. The families who responded indicated that first-born children were typically more correct in their speech production and they tended to have a larger vocabulary. They also reported that later-born siblings were likely to copy the language choices made by older brothers and sisters.

When it comes to what parents think of their bilingual children’s language development, then, younger siblings may be at a disadvantage. But what about studies investigating children’s language skills more directly?  Whilst the influence of older siblings on the language development of bilingual children has been mentioned in various case studies, this topic had until recently not been subject to systematic investigation on a larger scale.

In a series of recent studies by American researchers Kelly Bridges and Erika Hoff have examined the impact of older sibling language use on the language development of bilingual toddlers growing up in the US. In a first study with 60 bilingual toddlers growing up with English and some other language, Bridges and Hoff found that toddlers were more likely to speak in English to their older, school-aged siblings than to other members of the household, and that the bilingual toddlers with older siblings were more advanced in their English that those without. In a second study with Spanish-English bilingual toddlers, they found once again that children with older school-aged siblings more advanced in their English than children without older siblings. Strikingly, however, the reverse pattern held for the toddlers’ Spanish language development: in that language, the children with older siblings were less advanced that the children without. Interestingly, they also found that when there was a school-aged child in the house, mothers were more likely to speak English to their toddler than where no school-aged older siblings were present.

So what should I make of these results for my own situation? Well, I think I’m probably right to worry, at least a bit. Indeed, even though our daughter has only been at school for 4 weeks, we definitely hear her speaking more Dutch at home, even after this short period of time. Perhaps this is because before this she would hardly ever speak Dutch at all, and so the odd sentence she now uses is all the more noticeable. Again, only time will tell, but I can imagine that this will get more. What to do about it? Can we do something about it? Should we do something about it?

To be honest, I doubt it would make sense to tell our daughter to stop speaking Dutch at home, if that’s what she starts doing. Knowing her (and many other children like her), this is unlikely to have an effect anyway! Rather, my approach will be to encourage her continued use of English, trying to create as many genuine opportunities for her to use this language both with me and with her little brother. And I’ll try and monitor my own use of Dutch and limit this as much as possible.

In the end, though, as with many aspects of bilingual parenting, and parenting more generally, I think you sometimes just have to go with the flow and accept that you can’t micro-manage everything. Thank goodness, because let’s face it, life would be pretty dull if you could …

References

Barron-Hauwaert, S. (2011). Bilingual siblings. Language use in families. Clevedon, UK: Multilingual Matters.
Bridges, K. & Hoff, E. (2014). Older sibling influences on the language environment and language development of toddlers in bilingual homes. Applied Psycholinguistics, 35, 225-241.

About the author

Sharon Unsworth is Associate Professor of Second Language Acquisition at Radboud University Nijmegen where she teaches linguistics and carries out research into the language development of bilingual children (see sharonunsworth.org for more information). She is also a member of the editorial board at meertalig.nl.

{/sliders}