Een rijk taalaanbod

Meertalig opvoeden wordt alleen een succes, als het kind al zijn talen genoeg hoort. Het is dus heel belangrijk dat u vaak en goed tegen uw kind praat. Maar wat is goed? Om te beginnen is het belangrijk om thuistaal èn schooltaal met uw kind te gebruiken. Schooltaal oefenen doet u zo:

  • Praat over kleuren en vormen, leer uw kind tegenstellingen als groot-klein, dik-dun, hol-bol en licht-zwaar. Zulke begrippen zijn belangrijk om te kennen op de kleuterschool. Maar je komt ze ook elke dag thuis tegen! Vraag bijvoorbeeld: “Wil je melk drinken uit de grote of de kleine beker?” Of zeg: “Met dat papier kun je geen vliegtuigje vouwen, dat is veel te slap en te dun. Pak het sterke dikke papier maar.”
  • Zeg heel precies wat u bedoelt. Zeg niet: “Trek die maar aan,” maar zeg: “Trek je korte groene jas maar aan. Je lange blauwe jas is veel te warm voor vandaag.”
  • Kijk samen met uw kind altijd om u heen. Bent u samen in de supermarkt, zeg dan: “Wat staat de suiker hoog, mama kan er haast niet bij.” En als u weer naar huis rijdt: “Kijk, een driehoekig verkeersbord, rood met wit. Wat moeten we nou toch doen denk je?”
  • Lees elke dag voor. De bibliotheek is voor kinderen altijd gratis! Kies boeken die uw kind echt leuk vindt, met mooie platen. Door boeken met plaatjes kunt u heel makkelijker vertellen over toen en daar: “Kijk, vroeg hadden de mensen nog geen auto’s.” “Kijk, dat kindje is in de dierentuin.”
  • Geef uitgebreid antwoord als uw kind een vraag stelt. Als uw kind vraagt: “Waarom kun je niet wonen op de zon?” zeg dan niet: “Daarom!” Maar zeg: “De zon is veel te heet. Hoeveel graden zou hij wel niet zijn?” Daarna kunt u samen opzoeken hoe heet de zon wel niet is. (Op internet, of in een encyclopedie is ook leuk.) En hoe groot de zon is. En hoe ver. Natuurlijk heeft u niet altijd tijd om zo’n lang antwoord te geven. Maar u kunt ook zeggen: “Goede vraag! Dat gaan we vanmiddag/morgen/in het weekend opzoeken.” En… beloofd is beloofd.
  • Stel uw kind ook zelf veel vragen met waarom, of als. Bijvoorbeeld als u in de speeltuin bent: “Waarom zit er een kuil onder de trampoline denk jij?” Of: “Als de glijbaan helemaal recht zou zijn, en niet een beetje krom, wat zou er dan gebeuren?”

Verder is het belangrijk om niet te moeilijk, maar zeker ook niet te makkelijk te praten. Ouders kennen hun eigen kind het best, zij zijn de expert! Ze weten wat het kind snapt, en welke woorden het kind kent: “Harun weet wat een dwergkonijn is, want hij heeft er pas in de kinderboerderij eentje gezien.” Praat zo dat uw kind u begrijpt, maar ook wat van u kan leren. Gebruik regelmatig een nieuw woord en herhaal dat een paar keer. Kinderen van twee jaar kunnen met gemak twee woorden nieuwe woorden per dag leren!

Ouders kunnen hun kind het beste taalaanbod geven, in de taal die ze zelf het beste spreken. Zie ook: sociaal-emotionele voordelen.

VEELGESTELDE VRAAG
Moet ik mijn kind altijd verbeteren als hij iets fout zegt?

ANTWOORD

Nee, niet altijd. Als u te vaak fouten verbetert, kan uw kind zijn verhaal niet meer te vertellen, en dat is niet goed voor zijn motivatie. U kunt het beste alleen deze fouten verbeteren:

  • Fouten die het kind heel vaak maakt.
  • Fouten waardoor andere mensen niet goed kunnen begrijpen want het kind bedoelt.
  • Fouten waarmee je kind misschien wordt uitgelachen.

Het is trouwens niet nodig een kind altijd op een directe manier te verbeteren. Uw kind zegt bijvoorbeeld: “Ik was naar de zolder geloopt.” Dan is het niet nodig om te zeggen: “Je moet gelopen zeggen, niet geloopt.” U kunt ook een indirecte manier gebruiken. Dan zegt u: “Was je helemaal zelf naar zolder gelopen?”
Een kind gaat trouwens pas ‘gelopen’ zeggen als het daar in zijn ontwikkeling aan toe is. Elk kind dat Nederlands leert, heeft een fase dat het bijvoorbeeld ‘geloopt’, ‘geschrijft’ en ‘geleesd’ zegt.