Blog maart 2016

Flexibel omgaan met variatie in spraak: nuttig en het gaat vanzelf!

Odette Scharenborg is spraakonderzoeker aan de Radboud Universiteit Nijmegen en aan het Donders Institute for brain, cognition and behaviour. 

Niemand klinkt het zelfde. Dit komt omdat iedereen anders spreekt. Sterker nog, iedere keer als je iets zegt, klinkt het anders! Er is dus heel veel variatie in hoe spraak klinkt – en dat is zo in iedere gesproken taal. Als wij onze moedertaal leren, leren wij om te gaan met al deze variatie. Meertalige kinderen en volwassenen hebben meer dan één moedertaal. Voor een goed begrip van al z’n moedertalen, moeten een meertalige dus om leren gaan met de variatie in al deze moedertalen. Hoe doen we dat?

We leren dat sommige variatie binnen de ‘normale’ variatie hoort van een klank in een taal en we leren dat andere variatie leidt tot het verstaan van een andere klank in die taal. Dit is visueel weergegeven in de figuur hieronder. Je kunt het woord doos op veel manieren schrijven maar steeds lees je toch het woord doos. Echter, als de laatste klank van doos zo anders wordt en uiteindelijk meer op een /f/ gaat lijken zoals aan de rechterkant van de figuur, lezen we opeens een ander woord: doof. Er is dus niet één manier waarop een klank hoort te klinken, dit is onder andere afhankelijk van de spreker, haar of zijn gemoedstoestand en zelfs van de andere klanken die in de buurt van de desbetreffende klank staan.

doos doos doos

DOOS doos doos

doof doof doof

DOOF doof doof

In de eerste maanden dat wij onze moedertaal leren, tijdens onze vroege babytijd, maken wij voor iedere klank die voorkomt in de moedertaal een aparte klankklasse aan. Klankklassen worden zo breed of algemeen gemaakt dat ze de normale variatie accepteren die hoort bij die klank (bijvoorbeeld de /s/ klank zoals hierboven), tegelijkertijd zijn de klankklassen zo specifiek dat de variatie die hoort bij een andere klank (bijvoorbeeld die van de /f/ klank zoals hierboven) niet geaccepteerd wordt als behorende bij de /s/ klank. Meertaligen doen dit voor al hun ‘moedertalen’.

S

Maar wat nu als je iemand tegen komt die de /s/ op een wat rare manier uitspreekt, zoals bijvoorbeeld de wat vreemde, ambigue klank tussen /s/ en /f/ hierboven, doordat hij of zij een accent of een spraakgebrek heeft? Het blijkt dat luisteraars dan heel snel hun klankklasse van de /s/ aanpassen, waarna de vreemd klinkende /s/ tijdelijk geaccepteerd en gehoord wordt als een ‘normale’ /s/1. Dit is heel prettig, want dit stelt je in staat om heel snel te wennen aan de uitspraak van de spreker en dit helpt je bij het snel en correct herkennen van wat de spreker heeft gezegd, in dit geval doos en niet doof. In je moedertaal kun je dit al vanaf heel jonge leeftijd. Het is in ieder geval al aangetoond voor kinderen vanaf 6 jaar2. Wat er gebeurt, is dat je je /s/ klankklasse groter maakt zodat de vreemd klinkende /s/ opgenomen wordt in je bestaande /s/ klankklasse. Je /s/ klankklasse accepteert dus tijdelijk (nog) iets meer variatie als normale variatie. De klankklassen in je moedertaal zijn dus heel flexibel!

En wat gebeurt er als je iemand tegen komt die anders klinkt, terwijl je luistert naar een taal die niet je moedertaal is, maar een vreemde taal die je later geleerd hebt (een tweede, derde, of vierde taal)? Zoals ik al eerder schreef, leer je alleen die klankklassen van de klanken die in je moedertaal voorkomen. Echter, niet alle talen hebben dezelfde klanken. Zo heeft het Engels bijvoorbeeld de klanken /ae/ zoals in mad en /th/ zoals in this. Klanken die het Nederlands niet kent en waarvoor Nederlanders dus geen klankklassen hebben geleerd. Als je een tweede, derde of vierde taal leert, zul je dus eerst klankklassen moeten ‘aanmaken’ voor die klanken die wel in de vreemde taal maar niet in de moedertaal voorkomen. Omdat je deze vreemde klanken (natuurlijk) veel minder hoort en ook veel minder variatie van die klanken hoort in vergelijking met de klanken uit je moedertaal, zullen deze klankklassen minder goed gedefinieerd zijn dan de klankklassen van klanken in je moedertaal. Zijn deze klankklassen net zo flexibel als de klankklassen van de klanken in je moedertaal?

Dit hebben wij recentelijk uitgezocht in een experiment waarbij we Nederlanders met een grote bekwaamheid in het Engels lieten luisteren naar een Engelstalig verhaal waarin we alle /r/ klanken die voorkwamen in het verhaal hadden vervangen door een ambigue klank. Deze klank was zo gemaakt dat toen we een groep mensen ernaar lieten luisteren, de helft van de mensen zei dat het een /r/ was en de andere helft van de mensen dacht dat het een /l/ was. Een andere groep Nederlandse luisteraars met een grote bekwaamheid in het Engels hoorde hetzelfde verhaal maar hier waren alle /l/ klanken vervangen door dezelfde ambigue klank tussen de /l/ en de /r/ in. De specifieke /r/ die we gekozen hadden was een klank die wel in het Engels maar niet in het  Nederlands op die manier voorkomt. De Nederlandse luisteraars hadden dus het probleem dat ze een vreemd klinkende, ambigue klank hoorden die buiten hun bekende variatie van de /l/ en /r/ viel in een taal die niet hun moedertaal was. Nu bleek dat de proefpersonen die geluisterd hadden naar het verhaal waarin de /r/ vervangen was door de ambigue klank, de ambigue klank geleerd hadden te accepteren als een ‘normale’ /r/. Zij hadden dus hun niet-moedertaal klankklasse aangepast zodat de nieuwe variatie ook als normaal geaccepteerd werd!

Dit is goed nieuws voor iedereen die meer dan één taal spreekt: niet alleen in je moedertaal maar ook in iedere andere taal die je, in ieder geval, redelijk goed spreekt, zijn de klankklassen aan de éne kant goed genoeg gevormd dat ze overweg kunnen met de grote hoeveelheid variatie die standaard aanwezig is in spraak wat er voor zorgt dat je weinig fouten maakt in het herkennen van de woorden die iemand gezegd heeft. Aan de andere kant zijn de klankklassen zo flexibel dat ze tijdelijk minder gangbare variatie als normaal kunnen accepteren zodat je de spreker goed en snel kunt verstaan.

Dus zolang een vreemde-taalleerder, jong of oud, maar genoeg variatie hoort in een specifieke klank zal de bijbehorende klankklasse gemaakt worden en net als spraakklanken uit de moedertaal flexibel kunnen omgaan met natuurlijke en wat apartere variatie in het spraaksignaal.

 

  1. Dennis Norris, James M. McQueen, Anne Cutler (2003). Perceptual learning in speech. Cognitive Psychology, 47(2), 204-238.
  2. James M. McQueen, Michael D. Tyler, Anne Cutler (2012). Lexical retuning of children’s speech perception: Evidence for knowledge about words’ component sounds. Language Learning and Development, 8, 317-339.
  3. Polina Drozdova, Roeland van Hout, Odette Scharenborg, O. (2016). Lexically-guided perceptual learning in non-native listening. Geaccepteerd for publicatie in Bilingualism: Language and Cognition.