VAN BAKU NAAR DRACHTEN, VAN 33 LETTERS NAAR 26, VAN RUSSISCH NAAR NEDERLANDS
‘Als mensen meer talen spreken, zijn ze rijk. Talen spreken betekent contacten maken, elkaar begrijpen, dichter tot elkaar komen, overal in de wereld.’
Karina woont al vijfentwintig jaar in het Friese dorp Drachten, maar oorspronkelijk komt ze uit Baku, nu de hoofdstad van Azerbeizjan, maar toen nog onderdeel van de USSR. Hoewel ze al zo lang in Nederland woont, is de Russische taal zeker niet uit haar leven verdwenen. Ze is tweetalig en daar is ze blij mee: ‘Talen spreken betekent contacten maken en dichter tot elkaar komen.’
Russisch en Nederlands
Toen Karina naar Nederland kwam, was het eerste wat ze deed het leren van de Nederlandse taal. ‘Zonder taal kan je niets beginnen,’ zegt ze. Ze leerde snel, want na een jaar begon ze met werken bij Philips. Toch ging het niet helemaal niet vanzelf. De woorden gaan vaak wel, maar het gevoel erbij is lastiger, bijvoorbeeld bij het gebruik van humor. ‘Maar,’ zo zegt ze optimistisch, ‘naar mate je de taal beter gaat beheersen, komt het gevoel er steeds meer bij.’ Inmiddels is het zelfs zo dat ze sommige gevoelens beter in het Nederlands dan in het Russisch kan uitdrukken.
Dat ze het Nederlands goed beheerst, betekent niet dat ze nooit meer Russisch spreekt. Integendeel, ze vindt het belangrijk haar moedertaal te blijven spreken. ‘De Russische taal is heel rijk. In de loop van de tijd vergeet je woorden en dat is niet wenselijk. ‘ Bepaalde uitdrukkingen uit haar moedertaal gebruikt ze nog vaak. Bijvoorbeeld ‘Не откладывай на завтра то что можно сделать сегодня’ (uitspraak: nje odkladivaj na zavtra to sjto mozjna sdelatj sevodnja), dat iets betekent als ‘wat je vandaag klaar kan krijgen, moet je niet tot morgen uitstellen.’
‘Met mijn dochter spreek ik Russisch, net als met mijn Russische vrienden.’ Op het werk daarentegen en met haar Nederlandse vrienden gebruikt ze Nederlands. ‘Ook denken gaat heel vaak makkelijk in het Nederlands.’ Haar taalkeuze wordt overigens niet alleen bepaald door haar gesprekspartners, ook het onderwerp van gesprek speelt een rol. ‘Situaties die ik Rusland heb meegemaakt, kan ik makkelijker in het Russisch vertellen, terwijl situaties die ik hier heb meegemaakt veel makkelijk in het Nederlands zijn uit te drukken.’
Af en toe gebruikt Karina beide talen tegelijk. In een gesprek met haar dochter bijvoorbeeld, met wie ze over het algemeen Russisch praat, voegt ze af en toe Nederlandse zinnen in als die over Nederlandse situaties gaan. ‘Het wordt een mix, zo gaat het sneller.’ Ook woorden worden wel eens door elkaar gegooid. Dan mengt ze een woord uit de ene taal met een woord uit de andere en ontstaan er nieuwe woorden. Dit ervaart ze echter helemaal niet als vervelend, ‘het is eigenlijk wel komisch.’
Tweetalige opvoeding
Volgens Karina moeten kinderen talen van jongs af aan leren, want dat is de natuurlijke weg. ‘Kinderen leren zo snel, ze nemen alles zo snel op, er bestaat voor hen geen ‘vreemde taal’ meer.’ Ouders moeten met hun kinderen gewoon hun eigen moedertaal spreken. ‘Als de moeder Spaans is, kan ze met het kind Spaans spreken, als de vader Duits is, spreekt hij Duits met het kind. Nederlands leren ze sowieso op school, met vriendjes, in het dagelijks leven. Het gaat vanzelf. Doen!’
Karina is blij met haar meertaligheid en is een groot voorstander van een twee- of meertalige opvoeding. ‘Ik vind dat mensen die meer talen spreken rijk zijn. Talen spreken betekent contacten maken, elkaar begrijpen en dichter tot elkaar komen. Overal in de wereld.’
Geschreven door: Lotte Wijbrands, studente Rijksuniversiteit Groningen. Met grote dank aan Karina.
Gepubliceerd: december 2014