Blog februari 2016

Help, mijn kind kent minder woorden dan zijn eentalige vriendjes!

Marinella Orioni is Nederlandse van Italiaanse afkomst. Ze is moeder van twee drietalige kinderen en woont nu al jarenlang in Parijs. Als schrijfster, adviseur, coach en trainer geeft ze adviezen over meertaligheid, meertalig opvoeden en interculturaliteit. 

Er zat mijn dochter laatst iets behoorlijk dwars. Ze had het gevoel dat haar Franse vriendinnetjes meer Franse woorden kenden dan zij, haar Nederlandse neefje meer Nederlandse woordjes dan zij en dat zelfs haar Italiaanse neefjes, die toch enkele jaren jonger zijn, ook meer Italiaanse woordjes leken te kennen dan zij!


Foto: Steven Wassenaar
 

 

Hoe stel je je kind in dergelijke situatie gerust? Als ouder kun je wel zeggen hoe fantastisch het is dat zij juist alle drie de talen spreekt, maar dat argument voldoet niet altijd. Dan moet je met iets concreets komen, een rekensommetje bijvoorbeeld. De woordenschat van een meertalig kind is namelijk een optelsom. Een zesjarig eentalig kind kent passief ongeveer 4500 woorden. Een zesjarig meertalig kind zal er misschien 3500 in de schooltaal kennen, maar kent er ook nog eens zo’n 2500 in de thuistaal. Een totaal dus van 6000 woorden!


Opbouw van woordennetwerken in kinderhoofdjes

Kinderen leren al heel jong om woorden aan dingen of gebeurtenissen te koppelen. Eentalige kinderen leren om een ding of een gebeurtenis aan één woord te koppelen terwijl een meertalig kind leert dat een ding of een gebeurtenis aan meerdere woorden gekoppeld kan worden afhankelijk van wie dat betreffende woord zegt, papa, mama of de juf. Het koppelen van een woord aan een ding of gebeurtenis wordt labelen genoemd. Vervolgens gaat een kind categoriseren. Dat wil zeggen dat hij steeds beter begrijpt wat het woord wel en wat het woord niet betekent; het concept achter het woord wordt steeds duidelijker.

Woorden worden niet als losse kenniselementen opgeslagen. Betekenisverbindingen koppelen alle woorden in het geheugen in een soort netwerk aan elkaar. Al spelende en ontdekkende bouwen kinderen dus een heus woordennetwerk op in hun kinderhoofdje. En hoe meer woorden kinderen kennen, hoe meer nieuwe woorden er aan de bestaande gehaakt kunnen worden. Het netwerk breidt zich op die manier heel snel uit. Een kind dat echter weinig woorden kent, heeft ook maar weinig aanhakingsmogelijkheden. De netwerkopbouw gaat dan maar heel langzaam vooruit.


Woordenschat is kennis

In het kinderbrein zijn de woordennetwerken allemaal keurig georganiseerd en in rubrieken opgeslagen. In het begin zijn de netwerken eenvoudig samengesteld en komt de input uit de dagelijkse ervaringen van de kinderen. Naarmate ze ouder worden zullen deze hiërarchische structuren zich steeds verder uitbreiden. Op school leren ze abstracte relaties die tussen de woorden bestaan en worden er steeds meer koepeltermen gebruikt. Er wordt vanuit gegaan dat kinderen weten welke worden onder een bepaalde koepelterm hangen. Woordenschat en kennis zijn dus heel nauw met elkaar verbonden.

Een grote woordenschat in welke taal dan ook staat voor een grote kennis. En dat is de belangrijkste basis voor een kind. Kinderen die in een taalrijke omgeving opgroeien hebben de meeste kans van slagen! En dat geldt zowel voor eentalige als meertalige kinderen. Het is dus essentieel om uw kind zoveel mogelijk woorden aan te bieden en dat gaat meestal het beste in uw moedertaal. Daarnaast is het uiteraard belangrijk om uw kind zo vroeg mogelijk met de schooltaal in aanraking te brengen. Opvang, oppasmoeders, bibliotheek, vriendjes… mogelijkheden genoeg.


Benadeeld op school?

Meertalige kinderen stromen inderdaad het onderwijs binnen met een kleinere woordenschat in de schooltaal dan hun eentalige vriendjes. Maar dat wil niet per se zeggen dat ze minder kennis hebben. Een meertalig kind kent sommige woordjes misschien niet in de schooltaal maar wel in de thuistaal. ‘Daar heeft mijn kind op school niets aan’, zult u misschien denken. Het tegendeel is waar. Want een kind dat thuis bijvoorbeeld veel met mama bakt en kookt zal veel kennis over dat onderwerp paraat hebben, maar de bijbehorende woorden voornamelijk in de thuistaal kennen. Wanneer er op school over koekjes bakken wordt gepraat, kent het kind misschien niet alle woorden in de schooltaal, maar heeft wel de kennis over dat onderwerp paraat. Hierdoor is hij in staat om de nieuwe woorden snel te koppelen aan zijn bestaande kennis over koekjes bakken. Hij plakt als het ware een nieuwe label op een bestaand concept.

Een interessant onderzoek uit 2010[1], waarbij 1700 eentalige en tweetalige kinderen tussen de drie en de tien jaar oud op hun passieve woordenschat in de schooltaal zijn getest, laat zien dat de eentalige kinderen inderdaad hoger scoren op hun algemene woordenschat. Als de resultaten echter per thema worden beoordeeld, zijn de resultaten genuanceerder. De eentalige en tweetalige kinderen behalen vrijwel gelijke resultaten op de schoolwoordenschat, maar er zijn verschillen in de thuiswoordenschat. Hieruit concluderen de onderzoekers dat meertalige kinderen op school dus niet benadeeld zijn. Het niet kennen van een woordje in de schooltaal is niet per definitie een gebrek aan kennis, maar slechts een gebrek aan woordenschat in een van de talen.


Taalinput

Veel en gevarieerde taalinput is essentieel voor een kind zodat de woordennetwerken in zijn hoofd in sneltreinvaart worden opgebouwd en uitgebreid. Vanaf het moment hij naar school gaat, intensiveert dit proces en gaat vooral de schoolwoordenschat onevenredig snel vooruit. U kunt dit onmogelijk in uw moedertaal bijbenen. U kunt wel proberen om alles bespreekbaar te houden in uw eigen taal door steeds weer nieuwe onderwerpen aan te snijden zodat uw kind nieuwe labels kan plakken op de bestaande informatie in zijn hoofd. Al pratende zal de specifieke woordenschat rond dat thema zich automatisch aandienen en aanhaken aan de netwerken in zijn hoofd.

Dat het optelsommetje goed tot mijn dochter was doorgedrongen, ving ik laatst terloops op. Mijn dochters Paloma en Charlotte speelden samen met een Nederlands meisje van dezelfde leeftijd die herhaaldelijk tegen mijn jongste dochter riep ‘Ken je dat woord ook al niet? Jij weet ook niks!’ U weet hoe kinderen zijn. Charlotte werd steeds stiller en op het moment dat ik wilde inspringen om een en ander uit te leggen, hoorde ik het Paloma voor haar zusje opnemen met de volgende uitleg: ‘Wij spreken drie talen, dus als jij één woordje kent, kennen wij er drie. Als jij er 100 kent, kennen wij er wel 300. Soms komen we dus even niet op een woordje.’ Dit maakte grote indruk op het vriendinnetje en ook op mij.

 

[1] Bialystok, Ellen & Luk, Gigi & Peets, Kathleen P. & Yang Sujin (2010). Receptive vocabulary differences in monolingual and bilingual children. Bilingualism: Language and Cognition, 13, 525-531.

 

 

Dit blog is gebaseerd op een fragment uit Hoofdstuk 9 uit het boek ‘Meertalig opvoeden. Uw kind zal u dankbaar zijn’ van Marinella Orioni, dat eerder dit jaar verscheen. Meer informatie vindt u op http://www.marinellaorioni.com/.

 

 

 

Foto Marinella Orioni: Steven Wassenaar