In politiek en onderwijs, in kranten en op televisie, wordt veel gesproken over taalachterstand. De overheid besteedt veel extra geld om taalachterstand vroeg op te sporen of, liever nog, te voorkomen. Maar wat is nou eigenlijk een taalachterstand?
Taalachterstand betekent: een kind dat op school komt, begrijpt en kent minder Nederlandse taal dan de leerkracht verwacht. Daardoor begrijpt het kind de lessen niet helemaal. Zo leert het kind minder op school dan andere leerlingen: het verzamelt minder schoolkapitaal (zie ook: http://taalunieversum.org/onderwijs/taalforum/alle_vragen.php#wat).
Kinderen met een taalachterstand hebben geen moeite met technisch lezen: zij kunnen even goed letters verklanken als andere leerlingen. Maar zij hebben wel moeite met begrijpend lezen: zij begrijpen de tekst minder goed. Dat is heel lastig bij het lezen van schoolboeken. Maar ook bij het lezen van gewone leesboeken. En leesboeken lezen is juist heel belangrijk voor het vergroten van je woordenschat. Taalachterstand is dan ook een vicieuze cirkel: wie niet genoeg woorden begrijpt, kan geen boeken lezen die bij zijn leeftijd passen. En wie geen boeken kan lezen, kan zijn woordenschat niet vergroten. Een kleine woordenschat blijft dan dus klein.
Kinderen met een taalachterstand lopen aan het einde van groep 8 ongeveer 2 jaar achter op andere leerlingen.
Taalachterstand komt zeker niet alleen voor bij allochtone kinderen. Maar liefst 50 procent van alle kinderen met een taalachterstand is autochtoon: hun vader en moeder zijn allebei in Nederland geboren.
Dit is belangrijk: een taalachterstand komt nooit door meertaligheid. Als meertalige kinderen al hun talen vaak horen, is meertaligheid juist heel goed voor de taalontwikkeling, en ook voor succes op school (zie: cognitieve voordelen). Taalachterstand kan wel ontstaan door aangeboren problemen, of als er weinig met kinderen wordt gepraat. Zie: een rijk taalaanbod.