Speel met woorden!

Tip voor ouders

Als een kind zijn eerste taal goed kent, leert het gemakkelijker een tweede taal. Meertaligheid wordt echter niet zomaar vanzelf een succes. Bijna alle ouders die meertalig opvoeden lopen wel eens tegen het volgende probleem aan: hun kind heeft ineens helemaal geen zin meer om de thuistaal nog te spreken. Zo’n ‘geen-zin-periode’ ontstaat doordat kinderen het liefst dezelfde taal spreken als de meeste mensen in hun omgeving doen. Ook vinden ze die zogeheten omgevingstaal vaak stoerder en interessanter dan de thuistaal. Als kinderen eenmaal naar school gaan, vinden ze de omgevingstaal bovendien steeds makkelijker worden in vergelijking met de thuistaal (die ze minder horen).

Het is dus helemaal niet gek als je kind minder zin krijgt om de thuistaal nog te praten. Het heeft dan ook weinig nut om boos te worden. Daardoor krijgt het kind immers heus niet meer zin in de thuistaal. Gelukkig gaat een geen-zin-periode meestal ook weer over. Meer informatie over geen-zin-periodes kan je hier op onze site vinden.

Verder is het heel belangrijk dat ouders zelf niet stoppen met het spreken van de thuistaal. Anders kan de thuistaal echt verloren raken. En dat is ontzettend jammer voor het hele gezin. Want het goede nieuws is: na de puberteit willen kinderen vaak heel graag de thuistaal weer (leren) spreken. Ze ontdekken dan dat de thuistaal bij hun roots hoort en belangrijk is voor hun identiteit.

Om je kind te blijven stimuleren in het spreken van de thuistaal, is het belangrijk om het gebruik van de thuistaal zo leuk mogelijk te houden. Dan komt de motivatie vanzelf weer een keer terug.


Vocabulaire

Om je volledig uit te kunnen drukken in de thuistaal, is voldoende woordenschat nodig. Alleen dan kun je je gedachten letterlijk onder woorden brengen. Dit geldt zowel voor geschreven als gesproken taal. Extra voordeel: als een kind een woord en het bijbehorende concept eenmaal heeft geleerd in de thuistaal, leert het hetzelfde woord daarna véél sneller en makkelijker in het Nederlands. Als je kind bijvoorbeeld al in het Pools, Kantonees of Duits heeft geleerd wat abstracte begrippen als ‘gisteren’ of ‘morgen’ betekenen, hoeft de leerkracht dat niet meer uit te leggen in het Nederlands.


Woordspelletjes


Hieronder volgen een paar tips die op een leuke manier de woordenschat stimuleren:

  • Speel bingo en geheugenspelletjes om nieuw vocabulaire te introduceren. Bijvoorbeeld: het bekende spel Ik ga op reis en ik neem mee.
  • Speel samen internetspelletjes. Op het internet zijn veel voorbeelden te vinden van spelletjes waarvoor een grote woordenschat vereist is. In het Nederlands vind je die bijvoorbeeld hier. Maar google ook eens op de vertaling van ‘woordspelletjes’ in je thuistaal. Ga naast je kind zitten en geef suggesties: twee weten meer dan één!  En Turkse of Franse Wordfeud kan je natuurlijk tégen elkaar spelen.
  • ‘Vind het juiste object’ (voor meer dan één kind). Zet twee tafels neer met op ieder een aantal identieke voorwerpen. Bespreek ze, zodat de kinderen de namen ervan weten en begrijpen waarvoor ze worden gebruikt. Lees een hint voor die bij één van de objecten hoort en laat de kinderen naar de tafel rennen om het juiste object te pakken. Wie het eerst terug is, heeft gewonnen!
  • Kies een woord van de dag. Je kan dit zo gemakkelijk of ingewikkeld maken als je zelf wilt (met aanwijzingen). Leuk is om een thematisch woord te kiezen: iets dat je kind die dag gaat doen, of iets dat te maken heeft met de tijd van het jaar bijvoorbeeld. Bijvoorbeeld “kegelen” of “ijspegel”. Speel met het woord van de dag door er bijvoorbeeld op te rijmen: “Wat moet je nog even regelen? Dat je lekker gaat kegelen!” Of door er een andere woordsoort van te maken: “Wat zie jij er ge-ijspegeld uit vandaag, heb je het koud?” Door al die gekheid verwerft je kind toch maar mooi 365 woorden in de thuistaal per jaar die het nóóit meer vergeet.
  • Selecteer een letter voor tijdens het avondeten en laat iedereen zoveel mogelijk woorden verzinnen die met die letter beginnen. Bij oudere kinderen met een grotere woordenschat kan je kiezen voor een thema: dieren bijvoorbeeld, of een specifiek land. Hilariteit natuurlijk als iemand bij de letter p ‘pameel’ of ‘pebra’ roept.

Door er een spel van te maken merkt je kind niet eens dat het ondertussen zijn woordenschat vergroot. En plezier blijft de beste manier!

Deze taaltip is gebaseerd op ‘Be bilingual. Practical Ideas for Mulitlingual Families’ een boek van Annika Bourgogne. Meer informatie vind je op www.be-bilingual.net. De blog die Annika schreef speciaal voor meertalig.nl, vind je hier.

Door: Brecht Jelsma, student Universiteit Utrecht