Als een kind al goed viool kan spelen, dan leert hij makkelijker piano spelen. En als een kind zijn eerste taal goed kent, dan leert hij makkelijker een tweede taal. Maar meertaligheid wordt niet zomaar vanzelf een succes. Want:
- Soms hebben kinderen helemaal geen zin om een bepaalde taal te leren. Lees hier alles over motivatie.
- Soms horen kinderen een taal te weinig, om die taal goed te kunnen leren. Lees hier alles over taalaanbod.
- Voor sommige kinderen is taal leren extra moeilijk, daar zijn ze mee geboren. Lees hier alles over aangeboren problemen.
Alle ouders meertalig opvoeden lopen wel eens tegen dit probleem aan: hun kind heeft helemaal geen zin meer om een taal nog te spreken. Gelukkig gaat dat meestal ook weer over. Lees hier alles over “geen zin”-periodes. Hoe u zorgt dat uw kind weer wèl zin krijgt in die taal, leest u in contact met de thuistaal en stimulerende materialen en activiteiten. Sam en zijn ouders zijn geboren en opgegroeid in Nederland. Als Sam 5 jaar is, krijgt zijn moeder een goede baan in Amerika. Het hele gezin emigreert, en Sam gaat naar een Amerikaanse school. Na vijf maanden spreekt Sam erg goed Engels. Hij wil thuis geen Nederlands meer spreken. Dat doen zijn vriendjes toch ook niet? Bovendien: papa en mama verstaan hem best als hij Engels praat. Kinderen willen graag dezelfde taal spreken als de meeste mensen om hen heen. Die taal noemen we: de omgevingstaal. Voor een kind dat in Nederland woont, is dat natuurlijk het Nederlands. Voor een kind dat in Amerika woont, is dat het Engels. Kinderen vinden de omgevingstaal vaak stoerder en interessanter dan de thuistaal. Want hun leerkracht, vrienden, sportcoach enzovoort, spreken allemaal de omgevingstaal. En oudere broers en zussen gebruiken hem ook vaak. Kinderen willen er graag bij horen. Als kinderen naar school gaan, worden ze meestal na een poosje ook dominant in de omgevingstaal. Dat betekent dat ze de omgevingstaal gemakkelijker kunnen spreken, lezen en schrijven dan hun thuistaal . Als kinderen de omgevingstaal stoerder èn makkelijker vinden, is het logisch dat ze minder zin krijgen om de thuistaal nog te praten. Zulke “geen zin”-periodes zie je vaak: Maar misschien heeft uw kind die periode ook wel op een ander moment. Het heeft weinig nut om boos te worden als uw kind de thuistaal niet meer (terug)spreekt. Want daardoor krijgt het kind heus niet meer zin in de thuistaal. Wat wèl helpt, leest u in contact met de thuistaal en stimulerende activiteiten en materialen. Ouders kunnen aan een wat groter kind (vanaf ongeveer 6 jaar) goed uitleggen, waarom zij de thuistaal zelf wèl belangrijk vinden. Bijvoorbeeld: “Als je geen Russisch kent, kun je straks op vakantie niet met oma praten!” U kunt hier serieus over in gesprek gaan. Vraag bijvoorbeeld; in welke situaties vind je het wèl fijn om de thuistaal te praten? Wat zou je later allemaal met de thuistaal kunnen doen? Ook is het heel belangrijk dat ouders zelf niet stoppen met het spreken van de thuistaal. Anders kan de thuistaal echt verloren raken. En dat is ontzettend jammer voor het hele gezin. Want het goede nieuws is: na de puberteit willen kinderen vaak heel graag de thuistaal weer (leren) spreken. Ze ontdekken dan dat de thuistaal bij hun “roots’ hoort, en belangrijk is voor hun identiteit. Brigita woont in Nederland. Haar moeder komt uit Letland en spreekt altijd Lets met Brigita. Als baby en als peuter vindt Brigita dat heel gewoon. Maar als ze 4 jaar is, gaat Brigita het raar vinden. Ze wordt boos en roept dat mama gewoon moet praten. Het lijkt wel of ze denkt, dat haar moeder de Letse taal zelf verzonnen heeft. Die zomer gaat Brigita voor het eerst met haar ouders op vakantie naar Letland. Ze blijven 4 weken. Er gaat een wereld voor Brigita open! Ze ontdekt dat er héél véél mensen bestaan die Lets spreken. Ze maakt Letse vriendjes en praat volop Lets met opa en oma. Na de vakantie spreekt Brigita véél beter Lets, en wordt niet meer boos op haar moeder. Het is heel belangrijk dat kinderen zien, dat er veel mensen bestaan die de thuistaal spreken. Het kind begrijpt dan, waarom de thuistaal nuttig en belangrijk is. Een vakantie kan daarom wonderen doen, zoals in het voorbeeld van Brigita. Maar er bestaan nog veel meer manieren om het kind contact met de thuistaal te bieden: VEELGESTELDE VRAAG: ANTWOORD Guus en Anette komen uit Nederland. Voor hun werk wonen ze een paar jaar in Zweden. In Zweden wordt hun dochter Sofie geboren, en ze gaat er naar de peuterspeelzaal. Sofie leert vloeiend Zweeds èn Nederlands spreken. Als Sofie 3 ½ jaar is, verhuist het gezin terug naar Nederland. Binnen een paar maanden lijkt het wel of Sofie al haar Zweeds vergeten is. Als haar ouders haar –voor de grap- iets vragen in het Zweeds, zegt ze niks terug. Maar… de taal raakt niet echt verloren. Hij komt als het ware in “een laatje van het geheugen” terecht, dat het kind niet gemakkelijk meer open krijgt. Totdat… het de vergeten taal opnieuw om zich heen hoort. Nog even terug naar het voorbeeld hierboven. Als Sofie 20 jaar is en ze gaat een jaar in Zweden studeren, merkt ze waarschijnlijk dat ze véél sneller en makkelijker de Zweedse taal oppikt dan andere uitwisselingsstudenten. Want voor die andere studenten is het Zweeds ècht nieuw. Kinderen hebben niet altijd zin om de thuistaal te blijven gebruiken, zoals u kunt lezen in geen-zin-periodes. Dat is een normale fase in hun ontwikkeling; boos worden helpt niets! Beter kunt u juist proberen om de taal zo leuk mogelijk te houden voor uw kind. Dan komt de motivatie vanzelf weer een keer terug. Voorbeelden van gezellige dingen om samen te doen in de thuistaal: Als uw kind voldoende plezier heeft in de activiteit, gaat het taal leren helemaal vanzelf.
Kinderen hebben de aangeboren gave om heel snel taal te leren. Daar hebben ze geen dikke studieboeken voor nodig: het gebeurt automatisch. Maar ze kunnen alleen maar die talen leren, die ze vaak en goed te horen krijgen. Dat vraagt tijd en aandacht van de volwassenen om hen heen. Lees hier alles over het verschil tussen thuistaal en schooltaal, want uw kind heeft ze allebei nodig, en hoe u kunt zorgen voor voldoende rijk taalaanbod. Thuistaal is de taal die je elke dag gebruikt om te kletsen met familie en vrienden. Die taal is vrij eenvoudig. Schooltaal heb je nodig, om de leerkracht op school te kunnen begrijpen. En ook om schoolboeken te snappen, of om mee te kunnen praten bij vakken als rekenen en wereldoriëntatie. Schooltaal is ingewikkelder. Kenmerken van schooltaal zijn: Het begrijpen van schooltaal is heel belangrijk voor schoolsucces. Want als een kind niet begrijpt waar de lessen en schoolboeken over gaan, gaat het steeds verder achter lopen. Het is zeker niet zo dat je schooltaal alleen maar op school kunt leren. Schooltaal kun je juist ook thuis oefenen! (Daarom zijn de termen ‘DAT’ en ‘CAT’ ook minder verwarrend dan ‘thuistaal’ en ‘schooltaal’). U kunt uw kind enorm helpen door ook thuis schooltaal te oefenen. Dat hoeft niet door thuis les te gaan geven. Hoe dan wel, leest u in een rijk taalaanbod. Het is niet belangrijk in welke taal u schooltaal gebruikt: in uw moedertaal of in het Nederlands. Bijvoorbeeld: u leert uw kind thuis wat ‘smal’ en ‘breed’ betekent, en dat doet u in het Somalisch. Of in het Frans of in het Turks. Dan kent uw kind de concepten smal en breed al: het weet dat niet alle dingen even breed zijn. Daarna kan het de Nederlandse woordjes voor smal en breed heel makkelijk leren op school. Voor een kind dat nog nooit heeft gehoord van de concepten smal en breed, is het leren van die Nederlandse woordjes véél moeilijker. Meertalig opvoeden wordt alleen een succes, als het kind al zijn talen genoeg hoort. Het is dus heel belangrijk dat u vaak en goed tegen uw kind praat. Maar wat is goed? Om te beginnen is het belangrijk om thuistaal èn schooltaal met uw kind te gebruiken. Schooltaal oefenen doet u zo: Verder is het belangrijk om niet te moeilijk, maar zeker ook niet te makkelijk te praten. Ouders kennen hun eigen kind het best, zij zijn de expert! Ze weten wat het kind snapt, en welke woorden het kind kent: “Harun weet wat een dwergkonijn is, want hij heeft er pas in de kinderboerderij eentje gezien.” Praat zo dat uw kind u begrijpt, maar ook wat van u kan leren. Gebruik regelmatig een nieuw woord en herhaal dat een paar keer. Kinderen van twee jaar kunnen met gemak twee nieuwe woorden per dag leren! Ouders kunnen hun kind het beste taalaanbod geven, in de taal die ze zelf het beste spreken. Zie ook: sociaal-emotionele voordelen. VEELGESTELDE VRAAG ANTWOORD Het is trouwens niet nodig een kind altijd op een directe manier te verbeteren. Uw kind zegt bijvoorbeeld: “Ik was naar de zolder geloopt.” Dan is het niet nodig om te zeggen: “Je moet gelopen zeggen, niet geloopt.” U kunt ook een indirecte manier gebruiken. Dan zegt u: “Was je helemaal zelf naar zolder gelopen?” Een kind gaat trouwens pas ‘gelopen’ zeggen als het daar in zijn ontwikkeling aan toe is. Elk kind dat Nederlands leert, heeft een fase dat het bijvoorbeeld ‘geloopt’, ‘geschrijft’ en ‘geleesd’ zegt. Sommige kinderen leren sneller taal dan andere. Je kunt gewoon talent hebben voor taal (de zogenaamde “talenknobbel”). Ook leren meisjes gemiddeld sneller taal dan jongens – het is echt waar. En het oudste kind van een gezin leert wat sneller praten dan jongere kinderen. De verschillen tussen kinderen zijn best groot, en dat geeft niks. Maar voor sommige kinderen is taal leren echt moeilijk, door een aangeboren probleem, een stoornis. 5 tot 10% van alle kinderen heeft zo’n aangeboren stoornis. Er bestaan twee soorten aangeboren stoornissen, die taal leren moeilijk maken: Dit is heel belangrijk om te weten: Maar andersom geldt wel: ook veel kinderen met een taalstoornis groeien meertalig op. Want ook zij hebben vaak gewoon meer dan één taal nodig, om met mensen te kunnen praten. Ze moet ook kunnen communiceren op school en met hun familie. Vrijwel alle kinderen met een taalstoornis kunnen –op hun niveau- ook echt meer dan één taal leren. Maar het gaat natuurlijk wel langzamer, er is veel tijd en aandacht voor nodig. Dat is niet altijd makkelijk voor ouders. Want als hun kind niet of nauwelijks terug praat, gaan ouders vaak per ongeluk zelf ook minder praten. Terwijl hun kind juist méér taal moet horen dan andere kinderen. Lees meer in het artikel van Mirjam Blumenthal. Een kind krijgt trouwens ook nooit een taalachterstand omdat het meertalig is. Lees hier alles over taalachterstand.
Motivatie
Geen-zin-periodes
(of: voor het eerst naar een nieuwe school in het buitenland gaan)
Contact met de thuistaal
Kun je een taal die je ooit hebt geleerd, ook weer echt vergeten?
Ja en nee. Als een kind een taal erg jong heeft geleerd, en die taal vervolgens niet meer hoort, raakt het kind die taal ook weer erg snel kwijt.
Stimulerende materialen en activiteiten
Taalaanbod
Het verschil tussen thuistaal en schooltaal
Tips voor een rijk taalaanbod
Moet ik mijn kind altijd verbeteren als hij iets fout zegt?
Nee, niet altijd. Als u te vaak fouten verbetert, kan uw kind zijn verhaal niet meer te vertellen, en dat is niet goed voor zijn motivatie. U kunt het beste alleen deze fouten verbeteren:
Aangeboren Problemen
Een kind krijgt nooit een taalstoornis omdat het meertalig is. Een taalstoornis is immers aangeboren.