sociaal-emotionele voordelen

Leon is in Nederland geboren. Zijn moeder is in Nederland geboren en zijn vader in Griekenland. Leons vader spreekt best goed Nederlands: hij heeft het nodig om te praten op zijn werk, met zijn vrouw en met Nederlandse vrienden. Toch vindt hij Grieks praten makkelijker, want dat is zijn moedertaal. In het Nederlands moet hij vaak even zoeken naar de goede woorden. In het Grieks kan hij veel makkelijker vertellen hoe hij zich voelt, of wat hij ergens van vindt.

Natuurlijk is het heel belangrijk voor alle ouders die in Nederland wonen, dat ze Nederlands kunnen spreken. Dan kunnen ze praten met de huisarts, met de verpleegkundige op het consultatiebureau, of met de leerkracht van hun kind. Ze hebben het Nederlands dus nodig om over hun kind te praten. Maar ouders hoeven niet per se met hun kind Nederlands te praten. Het is goed als ouders met hun kinderen de taal spreken, die de ouders zelf  het beste kennen. Leons vader kan dus het beste Grieks praten met zijn zoon.  Dat betekent dat Leon twee talen moet leren –Nederlands èn Grieks- maar dat is niet erg.

Als kinderen ook de taal van hun ouders leren, is dat erg goed voor hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Dit zijn de voordelen:

  • Ouders en kinderen zijn ontzettend belangrijk voor elkaar. Zij moeten een sterk contact met elkaar kunnen opbouwen. Daarom moeten ouders ook hun emoties aan het kind kunnen vertellen: “Je maakt me heel blij als je dat liedje van vroeger voor me zingt, want….” En ouders moeten goed kunnen vertellen wat hun mening is: “Ik wil niet dat je dat computerspel speelt, want…”
    Als ouders proberen te praten in een taal die zijn niet héél erg goed kennen, dan komt het contact met hun kind en de opvoeding in gevaar.
  • Opa’s en oma’s kennen vaak geen Nederlands. Als het kind hun taal leert, dan kan hij echt praten met zijn eigen grootouders.
  • Als je twee talen kent, ben je een rijker mens. Dichters weten dat. Met twee talen kun je meer zeggen dan met één. Want een woord betekent nooit precies hetzelfde in twee talen. Een Nederlandse ‘boterham’ ziet er anders uit dan een Engelse ‘sandwich’. Het woord ‘thuis’ (Nederlands)  geeft een ander gevoel dan ‘home’ (Engels) of ‘evde’(Turks). Daarom gebruiken meertalige mensen ook graag hun talen door elkaar als ze samen praten. Met twee (of meer) talen kunnen ze preciezer zeggen wat ze voelen en wat ze bedoelen.
  • Via de moedertaal van hun ouders (of grootouders), maken kinderen kennis met de geschiedenis en cultuur van hun familie. (Groot)ouders kunnen hun familieverhalen, grappen, spreekwoorden,  gebeden en liedjes  doorgeven aan de nieuwe generatie. Het is belangrijk om die dingen te bewaren, ze horen bij je identiteit. Als Nederlandse ouders zouden stoppen met Nederlands, zouden ze voor hun kinderen geen ‘lang zal ze leven’ meer kunnen zingen. En ook geen ‘slaap kindje slaap’.
  • Een meertalig kind kan met zijn familie (grootouders, ooms en tantes, neefjes en nichtjes) praten als hij op vakantie gaat naar het geboorteland van zijn vader of moeder. Als hij de taal niet kent voelt hij zich een vreemdeling.  

Als kinderen de taal van hun vader of moeder nietleren, voelen ze dit later vaak als een leegte, een gemis.  Ze zeggen dan vaak: “Ik ken mijn wortels, mijn roots niet.” Als het mogelijk is, gaan jong volwassenen dan vaak toch nog op taalcursus.

VEELGESTELDE VRAAG
Wat betekent eigenlijk het woord moedertaal? Is dat de taal die je het beste spreekt? 

ANTWOORD
Je moedertaal is de eerste taal die je leert van de mensen die je opvoeden, vanaf je geboorte. Die taal wordt ook wel je Taal 1 taal of T1 genoemd. Soms spreken de vader en moeder allebei een andere taal tegen hun baby (zie: de talen tegelijk en één ouder één taal). Zo’n kind heeft dan twéé moedertalen (oftewel: twee eerste talen, dat is hetzelfde). Sommige kinderen vinden het leuker om te zeggen: ik heb een moedertaal en een vadertaal.
Je eerste taal (of eerste talen), leer je vanzelf, door te luisteren naar de mensen om je heen. Je hebt daar geen schoolboeken voor nodig, en je hoeft geen rijtjes woorden in je hoofd te “stampen”. Dat vanzelf leren noemen taalkundigen: spontane taalverwerving.
Speciaal aan je eerste taal is, dat je er een sterke intuïtie hebt voor “hoe je iets zegt”. Als iemand zegt: “Ik geloof dat ik heb mijn portemonnee kwijt,” dan zal een moedertaalspreker van het Nederlands meteen denken: zo zeg je dat niet.

De talen die je later leert , noemen taalkundigen tweede taal (T2), derde taal (T3) enzovoort. Een tweede taal kun je ook spontaan verwerven door te praten met de mensen om je heen. Maar bij kinderen ouder dan 12 jaar kan een schoolboek helpen om de taal sneller te leren.

Je eerste taal is niet altijd de taal die je het beste spreekt. Veel kinderen die geboren zijn in Nederland, spreken in het begin hun eerste taal het best. Hun eerste taal is dan dominant. Maar als de kinderen op school komen, horen ze daar heel veel Nederlands. Ze horen het Nederlands  doorgaans veel vaker dan hun eerste taal. Daarom worden vrijwel alle kinderen uiteindelijk dominant in het Nederlands. Ze vinden het Nederlands (hun tweede taal) dan makkelijker om te spreken dan hun eerste taal.